Er is nog geen reden tot tevredenheid: Difference between revisions
No edit summary |
No edit summary |
||
Line 27: | Line 27: | ||
In sommige arrondissementen is het percentage van niet-verdere-vervolging veel hoger dan het landelijk gemiddelde van 73, in andere is het veel lager. Dit is volstrekte willekeur, een schrijnende rechtsongelijkheid binnen een klein gebied als Nederland. Een advocaat kan van dit gebrek aan beleid een sterk punt maken in zijn verdediging, eerst bij de officier van justitie (om aan te dringen op afzien van de vervolging), later zonodig bij de rechter (om te betogen dat de vervolging berust op wanbeleid en (strenge) bestraffing dus hoogst onrechtvaardig zou zijn).<br> | In sommige arrondissementen is het percentage van niet-verdere-vervolging veel hoger dan het landelijk gemiddelde van 73, in andere is het veel lager. Dit is volstrekte willekeur, een schrijnende rechtsongelijkheid binnen een klein gebied als Nederland. Een advocaat kan van dit gebrek aan beleid een sterk punt maken in zijn verdediging, eerst bij de officier van justitie (om aan te dringen op afzien van de vervolging), later zonodig bij de rechter (om te betogen dat de vervolging berust op wanbeleid en (strenge) bestraffing dus hoogst onrechtvaardig zou zijn).<br> | ||
<br> | <br> | ||
In vergelijking met het buitenland, zijn intussen de straffen, die hier in voorkomende gevallen opgelegd worden, heel laag. Nederland wil de gevangenisstraf over de hele lijn terugdrukken, want gevangenisstraf | In vergelijking met het buitenland, zijn intussen de straffen, die hier in voorkomende gevallen opgelegd worden, heel laag. Nederland wil de gevangenisstraf over de hele lijn terugdrukken, want gevangenisstraf is ontzettend duur (zo'n Fl. 175,- per man per dag!), blijkt niet veel te helpen tegen misdadigheid, en richt veel schade aan. Zoveel mogelijk geeft men nu de voorkeur aan boeten. Bovendien kunnen nu ook alternatieve straffen worden opgelegd, bestaande uit het verrichten van bepaalde diensten gedurende zoveel werkuren. Op zichzelf een toe te juichen ontwikkeling, want gevangenisstraf brandmerkt iemand en leidt vaak tot uitstoting, tot verlies van betrekking en maakt licht a-sociaal.<br> | ||
Het risiko is alleen, dat rechters daarom gemakkelijker zulke alternatieve straffen zullen opleggen, ook in gevallen, waarin ze niet gedacht zouden hebben aan een gevangenisstraf. Dan zouden ze dus feitelijk zwaarder gaan straffen. De tijd zal moeten leren hoe de ontwikkeling van de alternatieve straf gaat.<br> | Het risiko is alleen, dat rechters daarom gemakkelijker zulke alternatieve straffen zullen opleggen, ook in gevallen, waarin ze niet gedacht zouden hebben aan een gevangenisstraf. Dan zouden ze dus feitelijk zwaarder gaan straffen. De tijd zal moeten leren hoe de ontwikkeling van de alternatieve straf gaat.<br> | ||
<br> | <br> |
Latest revision as of 15:21, 18 April 2019
Door: Dr. E. Brongersma
Op een in 1983 door de Werkgroep Pedofilie in het COC te Groningen georganiseerde discussie-avond had ik - onder het voorzitterschap van Dominee Klamer - het genoegen over pedofilie van gedachten te mogen wisselen met Mr. Meijers, hoofdofficier van justitie bij de Rechtbank in Assen. Inderdaad een genoegen, want bij alle verschil in aanpak bleken onze gedachten toch niet uit totaal gescheiden werelden te komen. Toen achteraf de toehoorders ook aan het woord kwamen, gebeurde er iets prachtigs. Twee sprekers - ik schatte hen allebei een eindje in de twintig - vertelden met duidelijke bewogenheid heel open over hun liefdesverhouding met een kind. In beide gevallen ging het om een jongen van een jaar of 11. Ik luisterde met laaiende binnenpret. Want daar zaten dus twee "misdadigers" ten overstaande van talrijke getuigen onbekommerd aan een officier van justitie mee te delen, dat ze zich, en nog wel bij herhaling, hadden schuldig gemaakt aan het misdrijf beschreven in artikel 247 Wetboek van Strafrecht! En niemand die zich daar zorgen over maakte. Terecht overigens.
Ik denk niet dat er veel landen op de wereld zijn, waar zoiets mogelijk is. In dat zelfde jaar woonde ik een zitting bij van het Gerechtshof in Amsterdam; de man op de verdachtenbank bekende seksuele omgang te hebben gehad, een heleboel keren, met drie jongens van 10 en 11 jaar. En in zijn requisitoir zei de procureur-generaal: "Mensen van dit soort horen niet in de gevangenis thuis". Hij vroeg daarom vernietiging van het vonnis, waarbij deze man tot drie weken voorwaardelijk veroordeeld was. Want als een strafsoort (zoals in dit geval de gevangenisstraf) onrechtvaardig zou zijn, mag je er iemand ook niet mee bedreigen. Het moest dus bij een boete blijven.
Voor een ander gerechtelijk college zei een vrouwelijke officier van justitie, dat naar algemeen oordeel die wet met haar 16-jaar-grens verouderd was, en dat zij daarom geweldloze seksuele omgang met minderjarigen niet meer placht te vervolgen wanneer die 12 jaar of ouder waren.
In Amerika, waar ik een serie lezingen over pedofilie hield, zakken de monden open van verbazing als je dergelijke dingen vertelt. Politie en openbare aanklagers, vaak te laf of te onmachtig voor het aanbinden van de gevaarlijke strijd met de georganiseerde misdaad, proberen hun imago bij het publiek op te vijzelen door het oppakken van pedofielen: die zijn net zo gehaat, schieten niet en laten zich inelkaar slaan.
Niets is te gek in het voeren van deze strijd. Een vader, die met zichzelf in de knoop zat omdat hij incest met zijn dochtertje had gepleegd, raadpleegde een psycholoog, hoe hij herhaling van zoiets kon voorkomen. Deze psycholoog voldeed daarop aan de wettelijke verplichting, hem opgelegd door de staat Californië, het voorgevallene bij de politie aan te geven. Vader en dochter werden opgepakt. Het 12-jarige meisje weigerde evenwel tegen haar vader te getuigen, waarna ze voor meer dan een week werd onderworpen aan eenzame opsluiting. Ook zo kreeg men haar niet kapot; ze bleef zwijgen en haar vader moest worden vrijgelaten wegens gebrek aan bewijs. Maar het meisje werd naar een gesticht gestuurd wegens niet-voldoening aan een gerechtelijk bevel. Over "verkrachting" van kinderen gesproken!
Detective-sergeant Lloyd Martin, lange tijd een der leidende figuren van de zedenpolitie in Los Angeles, tot hij wegens korruptie uit de dienst werd gezet, verkondigde overal dat pedofilie erger is dan moord. Een moord duurt maar vijf minuten, terwijl het slachtoffer van pedofilie voor de rest van zijn leven in de vernieling gaat. In zijn opsporingsijver hield hij eens een jongen, die zijn grote vriend niet wilde verraden, aan diens been boven een afgrond, tot het joch in zijn doodsangst doorsloeg. Een kollega van hem zei in een lezing tot een gehoor van ouders: "Ja, die jongens zijn dikwijls keihard. We moeten ze soms kraken, en dat is moeilijk werk." De enorme hoeveelheid literatuur over de schade aan kinderen toegebracht, zelfs door vriendelijke en taktvolle politie-verhoren, zal deze ouders wel niet bekend zijn. Maar toch is het bevreemdend, dat ze zo gewillig hun zonen "kraken" laten door gewetenloze "dienaren der gerechtigheid". Over kinderbescherming gesproken!
Van de zorgen, twijfels en onzekerheden, die menig Nederlandse rechter, officier van justitie, politie-vrouw of politie-man vervullen als het om zaken van geweldloze seks met kinderen gaat, weet men in Amerika niets. Maar is het in de landen om ons heen in Europa zo veel beter?
Tom O'Carroll moest 2 volle jaren in één van de rottigste Engelse gevangenissen doorbrengen, omdat hij redakteur was van een blad waarin pedofielen via advertenties kontakt met elkaar konden opnemen. Dat heette een "samenzwering tot bederf van de openbare zedelijkheid". In feite was men kwaad op hem vanwege zijn bekwame verdediging van pedofilie in zijn boek "Peadophilia - The Radical Case".
In Frankrijk werd een man tot 3 jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens seks met een jongen van 14,5 jaar (= zes maanden beneden de leeftijd waarop dit in Frankrijk geoorloofd is). De jongen had voor de rechter-commissaris verklaard: "Er is niets gebeurd wat ik niet zelf gewild heb. Dikwijls heb ik erom gevraagd. Ik houd van die man als van een grote broer". Deze woorden gebruikte de officier van justitie op de rechtszitting tegen de verdachte; ze bewezen immers hoe diep hij die jongen bedorven en pervers gemaakt had!
Het geval van Claude Drieghe in België is de lezers van "MARTIJN" al bekend. Hij werd door een rechtbank in Brussel wegens zijn omgang met een paar jongens van 9-14 jaar veroordeeld tot 10 jaar gevangenisstraf (het maximum in Nederland is 6 jaar)! Een schrale troost, dat die straf in hoger beroep gehalveerd werd tot 5 jaar. Toch blijft het waanzinnig. Ook Drieghe verdedigde zijn gedrag als juist. (Onlangs, tijdens een oriëntatie-reis van de redaktie naar België, ontmoetten wij, tot onze verbazing, Claude Drieghe. Voor het eerst in 2 jaar en 10 maanden (!) had Claude vier dagen verlof. Hij maakt het goed. Met veel tegenzin, maar vol vertrouwen in zijn eigen pedofiel-zijn, heeft hij zich weer gemeld. Wie Claude wil schrijven stuurt zijn brief/kaartje in een (tweede) gesloten, ongeadresseerde enveloppe naar: Martijn, Postbus 442, 7900 AK Hoogeveen. Wij sturen uw post door. (-red.)
Bij Drieghe heeft de rechter uitdrukkelijk verklaard overtuigd te zijn, dat aan de betrokken kinderen geen schade was toegebracht. Dat vervult ons met gemengde gevoelens. Enerzijds is het verheugend, als de gerechtelijke macht dan toch eindelijk afrekent met de legende dat seks met kinderen altijd schadelijk zou zijn. Anderzijds maakt het de zware opgelegde straffen des te schandaliger, want de schadelijkheid van een handeling is de grondslag waarop haar strafbaarheid berust.
Het valt moeilijk te zeggen hoe het komt, dat in Nederland zoveel politiemensen, zoveel officieren van justitie, zoveel rechters (maar nog lang niet allemaal!) zoveel verder gevorderd zijn in kennis en inzicht, dan hun kollega's in de omliggende landen. Waarom is hier de voorlichting erin geslaagd veel vooroordelen op te ruimen, en daar niet? Er zijn toch immers ook in het Frans, in het Duits, in het Engels voortreffelijke boeken over verschenen!
In Nederland wordt pedofilie tegenwoordig op politie-vormingskursussen en politie-academies objectief besproken. Met veel vooroordelen wordt daar en in het universitair onderwijs afgerekend. Speciaal in Nederland is het aantal gevallen groot waarin het openbaar ministerie van vervolging afziet, indien er geen sprake is van geweld, bedreiging of misbruik van gezag, en dit ook doen wanneer het om kinderen gaat die nog ver van de puberteit af zijn. Werden er in 1968 niet minder dan 707 personen veroordeeld wegens het misdrijf van artikel 247 ("ontucht" met minderjarigen onder de 16 jaar) en werd er in 597 gevallen van vervolging afgezien, werden er in 1981 'slechts' 117 veroordeeld en 318 niet verder vervolgd. Dit bewijst niet alleen hoe veel "zachtzinniger" het openbaar ministerie is geworden, maar ook, hoeveel geringer de opsporingsijver van de politie: 1304 zaken aangebracht in 1968, tegen 435 in 1981. Voor artikel 249 ("ontucht" door ouders, onderwijzers enz. met minderjarigen onder de 21 jaar) zijn de cijfers als volgt: in 1968 werden 179 personen veroordeeld, 55 niet verder vervolgd; in 1981 werden 34 personen veroordeeld, 55 niet verder vervolgd. Voor artikel 248bis (homoseksuele handelingen met minderjarigen van 16-21 jaar) werden in 1968 nog 79 personen veroordeeld, 97 niet verder vervolgd; in 1971 werd dit artikel afgeschaft.
Vooral het veranderd beleid van het openbaar ministerie heeft het optreden van de politie beïnvloed. Wat voor zin heeft het immers, al het werk van opsporen en verbaliseren te doen, als de officier van justitie de verdachte achteraf zonder meer weer naar huis stuurt? Voor zover vervolging plaats vindt, berust die dan ook meestal niet op aktief, spontaan onderzoek van de politie. Vrijwel altijd berust de vervolging nu op aangifte. De politie kan daar moeilijk onderuit, zeker als die aangifte door de ouders wordt gedaan. Maar er zijn plaatsen waar de politie zo verstandig is ouders opmerkzaam te maken op het gevaar dat hun kind loopt van geschaad te worden door de verhoren. Zien de ouders er dan liever van af, dan gaat de zaak niet door.
In sommige arrondissementen is het percentage van niet-verdere-vervolging veel hoger dan het landelijk gemiddelde van 73, in andere is het veel lager. Dit is volstrekte willekeur, een schrijnende rechtsongelijkheid binnen een klein gebied als Nederland. Een advocaat kan van dit gebrek aan beleid een sterk punt maken in zijn verdediging, eerst bij de officier van justitie (om aan te dringen op afzien van de vervolging), later zonodig bij de rechter (om te betogen dat de vervolging berust op wanbeleid en (strenge) bestraffing dus hoogst onrechtvaardig zou zijn).
In vergelijking met het buitenland, zijn intussen de straffen, die hier in voorkomende gevallen opgelegd worden, heel laag. Nederland wil de gevangenisstraf over de hele lijn terugdrukken, want gevangenisstraf is ontzettend duur (zo'n Fl. 175,- per man per dag!), blijkt niet veel te helpen tegen misdadigheid, en richt veel schade aan. Zoveel mogelijk geeft men nu de voorkeur aan boeten. Bovendien kunnen nu ook alternatieve straffen worden opgelegd, bestaande uit het verrichten van bepaalde diensten gedurende zoveel werkuren. Op zichzelf een toe te juichen ontwikkeling, want gevangenisstraf brandmerkt iemand en leidt vaak tot uitstoting, tot verlies van betrekking en maakt licht a-sociaal.
Het risiko is alleen, dat rechters daarom gemakkelijker zulke alternatieve straffen zullen opleggen, ook in gevallen, waarin ze niet gedacht zouden hebben aan een gevangenisstraf. Dan zouden ze dus feitelijk zwaarder gaan straffen. De tijd zal moeten leren hoe de ontwikkeling van de alternatieve straf gaat.
Al met al staan de pedofielen er in Nederland veel beter voor dan in de ons omringende landen. We kunnen daar blij mee zijn, maar het is geen reden tot tevredenheid. Wie een werkelijke voorstelling heeft van wat er zich afspeelt tussen een vrouw of man en het kind waarvan zij houden, weet, dat elk uur dat een pedofiel van zijn vrijheid is beroofd, en elke gulden boete die hij moet betalen, gruwelijk onrecht zijn.
bron: Artikel 'Er is nog geen reden tot tevredenheid' door Dr. E. Brongersma; Martijn, nummer 22; september 1984