Wij horen niet bij mekaar
Met mijn ouders heb ik het niet zo geweldig getroffen, in die zin, je moet me goed begrijpen ik beklaag me niet, ik denk dat veel kinderen... Maar iedereen heeft zijn eigen verhaal en dit is het verhaaltje dan van míjn vader en moeder. Mijn vader was een buitengewoon strenge hoofdonderwijzer; ik was zelfs bang, en dat was ook zo, voor zijn handtekening. Als ik zijn handtekening ergens zag dan kromp ik al helemaal in elkaar. En mijn moeder die sprak bijna niet. Als ze sprak dan ging het over het eten of over kleren, van je moet je jas aan doen. Zij wilde niks; ze wilde niet naar de film, ze wilde niet een boek lezen, ze wilde niet naar buiten, ze wilde niet op bezoek, ze wilde niet praten, ze wilde geen bezoek hebben, ze wilde helemaal niks en dat was zo deprimerend. Ik herinner mij nog dat ik wel eens zei van: 'Kijk daar eens daar vliegt een vogel', en dan zei ze: 'Ja die wordt straks doodgeschoten'.
[Simec:] En als je een nieuw pak had? [Gied:] Dan zei ze: 'O daar komt straks weer een vlek op'. En dat ging maar door. En zo werd je tijdens je jeugd helemaal in elkaar geramd zal ik maar zeggen. En wat ik toen gemist heb, en wat ik naderhand wel gekregen heb, bij vrienden en vriendinnen en mijn vrouw, dat is de intimiteit van het leven, de streling, dat je iemand anders kan aanraken, dat je met iemand bent en dat hadden mijn ouders helemaal niet. Nogmaals ik beklaag me niet hoor, want zij zijn ook zo opgevoed. Maar ik had er wel heel erg behoefte aan. Op mijn 27ste heb ik gezegd tegen mijn ouders: 'We hebben het nu allemaal geprobeerd maar nu kom ik niet meer terug', heb ik gezegd. Wij horen niet bij mekaar.
bron: Gied Jaspers in het RVU-radioprogramma 'Šimek 's nachts' gepresenteerd door Martin Šimek; 28 augustus 2005