De positie van de homoseksueel in Nederland
Toen het Christendom erfgenaam werd van de afstervende Romeins-Hellenistische cultuur werden de strenge verboden uit de Joodse zedencodex in 326 door Constantius tot staatswet verheven en wel in de door Paulus uitgedragen vorm, waarin nauw verband werd gelegd tussen de heidense homoseksualiteit en ketterse geloofsopvattingen. Aldus is een innige samenhang ontstaan tussen drie volkomen heterogene misdrijven die gedurende meer dan 1500 jaar even intensief als gruwelijk werden vervolgd en gestraft: ketterij, hekserij en homoseksualiteit. [...]
Niet minder dan 22 van deze doodvonnissen [van de in totaal 57 executies] zijn geveld door ייn man: de berucht geworden grietman Rudolf de Mepsche in de kleine Groningse plattelandsgemeente Zuidhorn. Het staat na de onderzoekingen van Cohen Tervaert wel vast dat er zich onder de terechtgestelden, waarbij knapen van 14, 15 en 16 jaar, onschuldigen bevonden, die na onder vreselijke folteringen afgedwongen bekentenissen, levend gezengd [verschroeid] werden en in het openbaar gewurgd. Evenmin kan er twijfel aan bestaan of De Mepsche heeft - daarbij gebruik makende van de zogenaamde vitale aversie tegen de homoseksualiteit bij de bevolking - met deze afgrijselijke executies niet enkel zijn eigen sadisme en dat van de toeschouwers bevredigd, maar ook het grote plakkaat benut om politieke tegenstanders uit de weg te ruimen.
bron: Artikel 'De positie van de homoseksueel in Nederland' door Dr. C. van Emde Boas; Uit Boas' boek 'Essays in erotiek'; Athenaeum-Polak & Van Gennep Amsterdam; 1969; Artikel oorspronkelijk verschenen in: De Gids, jrg. 128, nr. 1/2; 1965