Kinderseksualiteit: seksuele gevoelens in dienst van orde
Het gebruik van de termen seksueel en seksualiteit in combinatie met kinderen ligt uiterst gevoelig. Dat blijkt uit een onderzoek [Nieuwe Revu, 31 juli 1981] bij de Nederlandse bevolking. Op de vraag of kinderen seksuele gevoelens hebben antwoordde slechts de helft met ja. Daarvan vond 9% dat je die gevoelens moest stimuleren; 60% is voor negeren. [...]
Je kunt dan bijvoorbeeld verwijzen naar de autobiografie van Strindberg: De zoon van een dienstbode [De Arbeiderspers, 1969]. Daarin beschrijft hij de onthutsende ontdekking, dat acht- tot tienjarige kindertjes in de bosjes niet zomaar wat zaten te flikflooien, maar 'geslachtelijke gemeenschap met elkaar hadden' met alles erop en eraan. Dat er geen zaad aan te pas kwam deed naar zijn zeggen aan de intensiteit niets af. [...]
Zodra een volwassene een kind met zijn begeerte naar intiem seksueel contact confronteert, al dan niet op initiatief van het kind, ontstaat een eigenaardige situatie. Elke vorm van legitiem gezag dat in de ongelijkheid een hechte basis heeft wordt door seksuele toenadering vrijwel onmogelijk. [...] De afkeer van seksuele omgang met kinderen drukt daarom volgens mij ook uit, dat je de ondergeschikte positie van het kind niet ter discussie wil stellen. [...] Hoe abstracter en onlijfelijker kinderen worden bejegend - je moet ze soms eens gekleed zien gaan, of betutteld zien worden - hoe inzetbaarder ze worden: op school, thuis, in hun latere rol als volwassene. Een kritische instelling is immers niet alleen een kwestie van verstand.
bron: Artikel 'Kinderseksualiteit: seksuele gevoelens in dienst van orde' door Paul Voestermans; Uit 'Kinderen, volwassenen, seksualiteit - Voorzichtige verkenningen op gevaarlijk terrein'; Jeugd en samenleving, nummer 2; februari 1983