Satanisch ritueel misbruik
Satanisch ritueel misbruik
Vermeend seksueel misbruik, meestal van jonge kinderen, door de leden van satanische sekten. Volgens sommigen zou satanisch ritueel misbruik op grote schaal plaatsvinden, en de daders zouden op internationale schaal contacten onderhouden. Bewijzen voor het bestaan van een dergelijk netwerk van sekten die zulke rituelen uitvoeren zijn er echter niet. De geruchten zijn voor het overgrote deel gebaseerd op 'verdrongen' herinneringen van slachtoffers die tijdens intensieve therapiesessies naar boven komen, waarbij vaak gebruik wordt gemaakt van regressietherapie door middel van hypnose en andere methoden die de fantasie prikkelen. De waarde van de langs deze weg verkregen 'herinneringen' staat echter ter discussie.
Een tweede bron voor dergelijke verhalen zijn de verhalen van kinderen die (naar aanleiding van geruchten) door ouders en hulpverleners intensief worden ondervraagd. De ondervragers zijn dan vaak al overtuigd van het feit dat er kinderen misbruikt zijn en daardoor uiterst bezorgd, met als gevolg dat ze het kind pas met rust laten als zijn of haar antwoorden die angstige vermoedens bevestigen. Kinderen kunnen een dergelijke situatie uitstekend aanvoelen en met de op die manier losgepeuterde 'bekentenissen' dient uiterst omzichtig te worden omgegaan.
De belangstelling voor satanisch ritueel misbruik dateert van de jaren 1970 en bereikte een hoogtepunt als gevolg van het boek Michelle remembers (1980) van de Canadese psychiater Lawrence Pazder (1936-2004), dat later volledig uit de duim gezogen bleek te zijn. Er was sprake van een ware golf van beschuldigingen en politieonderzoeken, en een enkele veroordeling (allemaal uitsluitend op grond van bovengenoemd 'bewijsmateriaal'). De mythe van satanisch ritueel misbruik leeft met name in christelijk-fundamentalistische kring, waar men het verschijnsel beschouwt als een onderdeel van de door Satan geleide Grote Samenzwering. In Nederland was het de Evangelische Omroep die verscheidene pogingen deed het land wakker te schudden voor dit vermeende gevaar. De EO-actualiteitenrubriek Tijdsein besteedde in 1989 maar liefst vier uitzendingen aan dit onderwerp en in 1991 zond men tweemaal de hieraan gewijde documentaire Dodencel 19 uit. Naar aanleiding van de promotie van Suzette Boon (geb. 1950), en een groot alarmistisch artikel in Het Parool, verzorgde Nova in de zomer van 1993 weer een tweetal uitzendingen, hetgeen leidde tot de instelling van een commissie. Begin 1994 kwam de 'incestaffaire van Epe' in de rechtszaal, waarin een zekere Yolanda haar ouders en vele anderen van satanisch ritueel misbruik en moord beschuldigde (nadat ze in hypnotherapie was geweest).
Geruchten over satanisch ritueel misbruik komen uit de VS. De onderzoeker Kenneth V. Lanning van de FBI-Academy in Quantico, Virginia, stelde een onderzoek in. Bij dit onderzoek onderscheidde hij 'historical sex rings' van 'multidimensional sex rings'. Bij de eerste soort was er bewijsmateriaal. De tweede soort had veel gemeenschappelijke kenmerken. Zo werden er grote aantallen daders genoemd. Sommige 'slachtoffers' hadden het over honderden daders, die natuurlijk lang niet allemaal geïdentificeerd konden worden. Bovendien zouden veel daders vrouwen zijn, en waren veel slachtoffers jong. Daarnaast waren er beschuldigingen van pornografie, zonder dat ooit opnamen van de bizarre activiteiten werden gevonden. Ook schenen de daders, wie het ook waren, eigenlijk niet zo in seks of kinderen geïnteresseerd geweest te zijn, maar wel in het bang maken van hun slachtoffertjes. Een belangrijk kenmerk, schreef Lanning, was de afwezigheid van bewijsmateriaal voor ernstige beschuldigingen zoals rituele moord. De aantijgingen kwamen van vier soorten bronnen: vrouwen die in hypnotherapie terecht waren gekomen en zich vervolgens van alles en nog wat gingen herinneren, ouders van peuters die leiders en leidsters van peuterspeelzalen beschuldigden, kleine geïsoleerde groepjes van enkele families die op een kluitje woonden, en gescheiden ouders die onenigheid hadden over voogdij of bezoekrechten.
Volgens Lanning zijn er mogelijkheden te over die deze overvloed aan kennelijk onware beschuldigingen kunnen verklaren: ziekelijk aandacht trekken met enge verhalen, vertekening van de herinnering door ernstige gebeurtenissen, angsten en fantasieën die normaal zijn voor kinderen, de al te grote ijver van hulpverleners, 'Broodje Aap'-verhalen, massahysterie en de verspreiding van onjuiste informatie op workshops over seksueel misbruik.
In Groot-Brittannië onderzocht professor Jean S. La Fontaine (geb. 1931) een groot aantal van de 84 gevallen waarbij beschuldigingen van ritueel misbruik waren geuit (8 percent van het totaal aantal gevallen waarbij sprake was van georganiseerd misbruik), en ze constateerde dat in drie gevallen de daders hadden voorgegeven over magische krachten te beschikken, maar dat verder elk spoor van duivelsverering of misbruik als onderdeel van een ritueel ontbrak. Ze merkte ook op dat degenen die de kinderen interviewden dit op een onjuiste manier deden en de antwoorden tendentieus samenvatten (voorbeeld: 'ik stond in de schaduw onder een boom' werd 'de kinderen gingen 's nachts naar de bossen'). Als werd beweerd 'de kinderen hebben het gezegd', dan hoefde daar niets van te kloppen.
Ook de Nederlandse commissie rapporteerde negatief. Ze gaf wel een definitie van ritueel misbruik (met rituelen omgeven en in groepsverband uitgevoerd seksueel sadisme jegens meerdere kinderen in combinatie met extreme vormen van fysiek geweld en bedreiging) waarin duivelsverering en rituele moord niet voorkwamen, maar kon verder weinig constateren. Door de geheimzinnigheid van de therapeuten die ondervraagd werden, kon slechts vastgesteld worden dat het om enige tientallen personen ging met excessieve angsten of psychiatrische stoornissen, en dat daadwerkelijk ritueel misbruik niet kon worden vastgesteld.
Het meest verontrustende concrete feit bestond uit een pakje dat 's ochtends gevonden werd onder het raam van een psychiatrische patiënte die in haar jeugd incestslachtoffer was geweest. Het pakje bevatte een foto van een kind en een doek met rode symbolen. De patiënte was bang van de symbolen en dacht dat de foto haar kind voorstelde dat door de 'cult' werd vastgehouden. Het stond niet vast of ze inderdaad een kind had.
<>Crombag en Merckelbach 1996; Harrington 1996b; Merckelbach en Wessel 1994; Nanninga 1994; Victor 1993; Singelenberg 1992; Hicks 1991; Richardson e.a. 1991.
bron: Lemma 'Satanisch ritueel misbruik' uit de encyclopedie 'Tussen Waarheid en Waanzin - Een encyclopedie der pseudowetenschappen' door Marcel Hulspas & Jan Willem Nienhuys; skepsis.nl/mainsite/inhoud/uploads/2021/03/TussenWaarheidEnWaanzin2021.pdf; Uitgeverij De Geus; Vierde, herziene druk; PDF-versie 2021; Eerste druk: 1997
- Marcel Hulspas
- Jan Willem Nienhuys
- Satanisch ritueel misbruik
- Lawrence Pazder
- Psychiaters/Psychologen
- Suzette Boon
- Kenneth V. Lanning
- EO
- Parool
- Nova
- Jean S. La Fontaine
- Hans Crombag
- Harald Merckelbach
- Evan Harrington
- Ineke Wessel
- Rob Nanninga
- Jeffrey S. Victor
- Richard Singelenberg
- Robert D. Hicks
- James T. Richardson
- Hervonden herinneringen