Begripsverwarring rondom discussie over jeugdseks
Door: Martin M.A. Maassen
'Vindt u het niet walgelijk wat u doet?' Ook zonder deze suggestieve vraag druipt overduidelijk voor de tv-kijker de ontzetting van het gezicht van Brandpunt-redacteur Frequin. Hij heeft zich op de 'ontucht' gestort. 'Ontuchtplegers' zijn er genoeg. Afgaande op de berichten wordt ons laagland overgoten door 'zedendrama's'.
Schrijnend bij al die berichten is de wijze waarop ongedefinieerde begrippen worden uitgestrooid, als waren zij algemeen aanvaarde termen voor iets wat niet in de haak zou zijn. Zo kan niemand een kant op met de archaïsche term 'ontucht'. Deze term bestrijkt het gebied van de-streling-op-de-borst tot de geslachtsdaad en lijkt, voorzover zij wordt gebruikt door politie-woordvoerders en journalisten, slechts bedoeld om met flinke grauwsluiers de crimino-hysterie in ons land aan te wakkeren. Dat alles past heel wel in de strategie met waarden die delen van het openbaar ministerie en het politie-apparaat voeren ten aanzien van het thema 'jeugd, seks en volwassenen'.
Betekenis
Woorden worden niet meer gebruikt vanwege hun letterlijke betekenis, maar met het oog op de associaties die zij bij de lezer/luisteraar opwekken. De meest geëigende vorm is daarbij het gebruik van 'snauwwoorden' (ontucht, kinderporno, incest...). Dat zijn woorden waarvan de letterlijke betekenis onbelangrijk wordt, omdat ieder die ze gebruikt alleen de nadruk legt op de negatieve bijbetekenis van deze woorden met het doel krachtig uitdrukking te geven aan de eigen afkeer.
Zo worden tegenwoordig bij bosjes (vroeger letterlijk, nu vooral figuurlijk) mensen opgepakt wegens 'ontucht'. De inkt van de politietelex is nauwelijks opgedroogd of er rolt alweer een vers ontuchtbericht uit. De kranten slikken het. Sterker nog, 'ontucht', 'kinderporno' en 'incest' zijn in. Bijna geen enkele redactie komt toe aan de beantwoording van vragen als: om welke 'ontucht' gaat het hier, wat is hier volgens alle betrokken partijen precies aan de hand? 'In het belang van het onderzoek' en 'om sensatieverhalen te voorkomen' (vergelijk bijvoorbeeld de Rijkspolitie Alkmaar in de zaak-Venhuizen) laten betrokken politiefunctionarissen en officieren van justitie slechts hysterie-aan-wakkerende proefbalonnetjes los om er vervolgens het zwijgen toe te doen. Zo werden de afgelopen week eerst twee en later nog eens twee mannen 's nachts van hun bed gelicht op verdenking van 'kinderpornohandel c.q.-produktie' of in ieder geval 'ontucht' en 'koppelarij'. Kortom, er was iets smerigs aan de hand, maar wat precies bleef in het schemerdonker van politieverhoorkamertjes hangen.
Veel leed wordt vooral ook veroorzaakt door de strategie die wordt gevoerd met het begrip kinderporno. In juli 1985 werd onder Angelsaksische druk van de toenmalige pornowetgeving alleen nog de strafwaardigheid van de kinderporno gehandhaafd. In de kamerdebatten die hieraan vooraf gingen verzekerde de minister van justitie de Kamer dat het bij kinderporno alleen om seksuele gedragingen zou gaan, vastgelegd voor commerciële doeleinden. Gewoon bloot viel daar vanzelfsprekend niet onder.
Commissie
De minister laat een Commissie vervolgens onderzoeken op welke schaal kinderporno in Nederland voorkomt, wordt geproduceerd etc. In het voorjaar van 1986 komt deze commissie-De Wit (louter bestaand uit mannen van het openbaar ministerie en de zedenpolitie) met haar uitkomst: er is geen enkele aanwijzing voor significante produktie van kinderporno in Nederland. En passant stellen De Wit en de zijnen voor, het begrip kinderporno uit te breiden tot al die (commerciële) afbeeldingen van jeugdigen die 'geschikt zijn om de zinnen te prikkelen'.
Verschillende zedenpolities hanteren vervolgens bij hun (semantische) strijd tegen 'kinderporno' de uiterst dubieuze, wat rekbare omschrijving van de commissie-De Wit. Enkel en alleen blootafbeeldingen van beneden-de-zestienjarigen (bijvoorbeeld naturistische kiekjes) zijn daarmee ineens porno. En daar blijft het niet bij. Op 30 juli 1987 worden de uitgangspunten van De Wit c.s. tot beleidsuitgangspunten inzake kinderpornografie gebombardeerd. Dat houdt behalve een uniek opgerekt pornobegrip ook in, dat de politie, wanneer zij stuit op een geval van seks van of met iemand beneden de zestien jaar, 'het doen van huiszoeking in een zo vroeg mogelijk stadium moet stimuleren' (Staatscourant 30-7-1987). Met deze eigenmachtig voorbereide (!) begripsoprekking en bevoegdhedenuitbreiding lijkt het heksenjachtseizoen voor geopend verklaard. Maar De Wit en zijn Utrechtse collega Behling kunnen er nog niet genoeg van krijgen. Voor de jacht op (pseudo)porno en 'ontuchtplegers' willen zij ook makkelijker telefoons kunnen aftappen, 'ontuchtplegers' langer kunnen vasthouden en undercoveragenten laten infiltreren. Zo lijkt dit schimmige spel zijn dieptepunt nog lang niet te hebben bereikt.
Een eenduidige definiëring van de kapstok met snauwwoorden waaronder mensen worden opgepakt, ontbreekt ten enen male. Wellicht daardoor komen de Nederlandse justitie en politie niet toe aan de bestrijding van werkelijk misbruik van jongeren voor commerciële doeleinden. Of zouden de betrokken autoriteiten denken dat door bijna alle erotische uitingen van jongeren te bestempelen als ontucht en kinderporno, georganiseerde vormen van kindvijandige criminaliteit daadwerkelijk worden bestreden?
Criterium
Het wordt tijd dat beleidsmakers (politici) eens duidelijk definiëren wat bestreden moet worden. En misschien is het boven alles goed om te beginnen de ervaringen en belevingen van jongeren als criterium te nemen voor ons oordelen?! Wat dat betreft verwijs ik naar de dissertatie van de Utrechtse sociaal-psycholoog Sandfort die hij vandaag verdedigt. Zijn proefschrift beschrijft de seksuele belevingen van mensen in hun jongere jaren en 'seksueel gedrag en beleven op latere leeftijd' (titel: Het belang van de ervaring). Misschien dat die ervaringen ook politiemensen en officieren van justitie zullen helpen goede relaties en uitingen van menselijke genegenheid te onderscheiden van de écht kwade?
Want, om met Komrij te spreken, 'we zijn niet van de ene op de andere dag beestachtiger geworden dan we altijd waren, we volgen alleen weer eens gulzig oude beestenvangers in een nieuw publiciteitsjasje.'
Martin M. C. Maassen werkt aan een politicologisch onderzoek naar de publieke discussie over jeugd, seksualiteit en wetgeving
bron: Artikel 'Begripsverwarring rondom discussie over jeugdseks' door Martin M.A. Maassen; Trouw; 30 september 1988