Jongeren in groepsverband
Het verschijnsel van de echte, op Amerikaanse leest geschoeide jeugdbende, met haar regels, haar hiërarchieën, haar gecodificeerde en strikte bondgenootschapssystemen, was in de jaren zestig, in de wijken waar we het nu over hebben [volkse wijken in Parijs], niet zozeer bekend. De maatschappelijke ondersteuning voor het leerproces dat jongens moesten doormaken bestond veeleer uit een soort netwerk van intensieve mannensolidariteit, een vrij informele club van kameraden die het grootste deel van hun tijd gezamenlijk doorbrachten, zich maatschappelijk en geografisch gezien in een zelfde leefwereld ontwikkelden en zich richtten op niet gecodificeerde, vaste gedragswijzen. Dit leerproces voltrekt zich voornamelijk in de wijk zelf, op straat, waar de meeste tijd wordt doorgebracht en waar de volwassenen die men er tegenkomt voor het merendeel mannen zijn: je hebt de bars en cafés met hun exploitanten en hun vaste bezoekers, de buurten aan de rand van Parijs met hun zigeuners en clochards, de kermis, de vlooienmarkt, de straat waar de handelaren in oud ijzer zitten, Pigalle of welke andere uitverkoren plaats dan ook waar zich diegenen ophouden die geen "keurig" leven leiden of die zich, zelfs als ze getrouwd zijn, blijven gedragen als "kerels".
Ondanks de verschillen in circuit of plaats van samenkomst kan deze straatwereld worden omschreven als een tegenhanger van het gezin, van het gezag dat in het gezin aanwezig is uiteraard, maar ook van de ruimtes die het gezin creëert en van de voorbeelden die het levert. Het gezin, in zichzelf besloten, is geen geschikte plaats voor een jongen; het is alleen goed voor "grut" of voor meisjes. Wanneer ze zich aansluiten bij een groep, raken de meeste jongens hun voor- en achternaam kwijt om in plaats daarvan een bijnaam te krijgen, met daarachter niet meer de familienaam maar de naam van de buurt waaruit ze afkomstig zijn en waarmee ook de groep in het algemeen wordt aangeduid. Voortaan is elke toespeling op familie taboe, en als het moet zal een jongen grote omwegen maken om te voorkomen dat hij, wanneer hij bij zijn kameraden op straat is, zijn ouders, zusters of jongere broers tegenkomt. Soms zelfs zal de groep, met haar netwerk, het mogelijk maken het eigen gezin voor korte of langere tijd helemaal de rug toe te keren: dan krijgt men bij kameraden onderdak en eten of men zwerft door de buurt, her en der een bed en voedsel vindend. Daarbij loopt men dan het risico dat men een paar nachten buiten moet slapen en nu en dan een maaltijd moet overslaan. In tegenstelling tot het gezinsleven ontbreekt het dit leven op straat aan warmte en comfort. Het kent geen regels of regelmaat en het bestaat vooral uit lange periodes van inactiviteit en verveling, uit het afwezig zijn van inspanningen en dwang, van tijd tot tijd onderbroken door avonturen en uitspattingen. Men hangt in groepen rond, vertelt elkaar verhalen, doodt de tijd en blijft lang bezig over uitzonderlijke gebeurtenissen, waar men naar uitkijkt en op hoopt, zozeer dat ze meestal worden uitgelokt. [...]
Na dat soort expedities wordt uitgebreid de balans opgemaakt van het zuipen, de vechtpartijen, het versieren, de lefstreken, de vernielingen, de risico's die men heeft genomen, de angst waaraan men zich heeft blootgesteld, de kwaliteiten waaraan men blijk heeft gegeven, en het commentaar hierop wordt maanden lang uitgesponnen, zodat alles ingeprent raakt in het collectieve geheugen en vorm geeft aan de geschiedenis van de groep. [...]
Op straat, en met name in de groep, heeft het onderlinge lichamelijke contact een viriel karakter: men geeft elkaar een hand, er worden stompen en porren uitgedeeld, er wordt tegen elkaar aan geduwd, er wordt geknokt... Aan al deze gedragingen wordt een sterk seksuele inslag gegeven, terwijl ook met de algemene woordenschat en in tal van gesprekken naar geslachtsdelen of seksuele handelingen wordt verwezen. Jongens die fysiek uitsluitend in deze collectieve wereld verkeren en in mannelijkheid tegen elkaar op moeten bieden, ontwikkelen een karakteristieke macho-houding. Hun seksualiteit bevindt zich ergens tussen de homoseksualiteit enerzijds, die slechts zou kunnen worden gezien als een vorm van verraad, als een belediging jegens de waarden die door een "echte vent" hoog moeten worden gehouden, en een donjuanisme anderzijds, want zou van het laatste sprake zijn dan zou de groep snel uiteenvallen en geen langdurig straatleven kennen. Hun seksualiteit is gebaseerd op de groepserkenning van ieders kracht en presenteert zichzelf mannelijk. [...]
Seksuele activiteiten blijven dan ook een uitzondering en kunnen zich alleen voordoen als ze een collectief karakter houden: een parodiërend nabootsen van de geslachtsdaad bijvoorbeeld, waaraan op den duur, tegen elkaar opbiedend, alle leden van de groep meedoen, wat uitloopt op collectieve masturbatie. [...] De aanwezigheid van de groep en het feit dat moeilijk tot handelen wordt overgegaan, spelen eveneens een rol bij de heteroseksuele contacten. Zo is het versieren van "grietjes" een veroveringsactiviteit waarover uitvoerig wordt gepraat maar die verder niet veel nasleep kan hebben, juist vanwege het totaal ontbreken van intimiteit, een gevolg van het collectieve karakter van deze activiteit. [...]
Wat dat betreft zal ze hoe dan ook zelden vrijheid van keuze hebben, want wat aan de een wordt toegestaan raakt bijna onmiddellijk bekend en kan bijgevolg niet aan de anderen worden geweigerd zonder dat dit heftige of gewelddadige gevolgen heeft. Vaak worden zulke vrouwen [die zich lenen voor seks] tenslotte door de hele buurt als publieke vrouw gezien, ze worden over het algemeen geminacht, soms zelfs mishandeld en aan allerlei vormen van chantage blootgesteld. [...] Ze loopt dan grote risico's dat ze wordt opgepikt en, goed- of kwaadschiks, wordt meegenomen naar een afgelegen plaats, waar alle leden van de groep haar beurtelings zullen verkrachten.
bron: Uit het artikel 'Jongeren in groepsverband' door Hubert Lafont; Uit het boek 'Westerse Seksualiteit - Een bijdrage tot de geschiedenis en sociologie van de seksualiteit' onder redactie van Philippe Ariès & André Béjin; Oorspronkelijke titel: Sexualités occidentales (1982); Kok Agora Kampen; 1986