Beleid tegen zogenaamde 'kinderporno' bedreigt artistieke vrijheid

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Op 7 oktober 1988 heeft het Amsterdams Gerechtshof een uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de boekhandel Intermale en de fotograaf Donald Mader. Wij zijn diep verontrust over de uitleg die het Hof daarbij heeft gegeven aan artikel 204B van het Wetboek van Strafrecht. Genoemd wetsartikel verbiedt sinds 1986 onder meer de verspreiding en openbare tentoonstelling van afbeeldingen van "een seksuele gedraging waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van zestien nog niet heeft bereikt is betrokken".

Volgens de uitspraak van het Hof valt onder artikel 240B echter elke afbeelding van een jeugdige "in een zodanige houding dat daarmee kennelijk het opwekken van een seksuele prikkeling wordt beoogt". Het gerechtvaardigde doel van artikel 240B - de bescherming van kinderen tegen seksuele exploitatie - wordt met deze omschrijving voorbijgeschoten. Doordat 'gedraging' mede wordt uitgelegd als een 'houding', kan vervolging worden ingesteld voor naaktfoto's, -tekeningen en -schilderijen die in de Nederlandse rechtsgeschiedenis nooit illegaal zijn geweest. Daaronder de uitgave van klassieke werken zoals "Amor Vincit Omnia" van Caravaggio en andere erkend erotisch getinte verbeeldingen zoals die van Pontormo, Caracci en Balthus.

Door de uitspraak van het Hof wordt de intentie van een kunstenaar kriterium voor de strafbaarheid van zijn werk. Wij achten het gevaarlijk dat justitie dreigt te kunnen gaan beslissen o.g.v. een subjektief kriterium, waarover zelfs onder kunstkenners geen koncensus heerst. In de praktijk valt echter het patroon waar te nemen dat vervolging zich richt tegen seksuele minderheden. Hierbij wordt de indruk gewekt dat de intentie tot het opwekken van een seksuele prikkeling wordt afgeleid uit het feit dat de kunstenaar of verspreider tot een seksuele minderheid wordt gerekend. Naaktafbeeldingen van een soms zelfs uitgesproken (hetero)seksueel karakter die in bladen of ruimten bestemd voor een algemeen publiek werden getoond, zijn steeds ongemoeid gelaten. De indruk dat hier van discriminatie sprake is, dringt zich op.

Door de uitspraak dreigen politie en justitie over de schouder van de artiest te gaan meekijken wanneer hij/zij afbeeldingen maakt van jeugdige personen. Wanneer de overheid echter de morele en artistieke waarde van kunst gaat beoordelen, dreigt een vorm van censuur die haaks staat op in Nederland lang gekoesterde vrijheidsbeginselen.

bron: Brief 'Beleid tegen zogenaamde "kinderporno" bedreigt artistieke vrijheid.' door Coornhert-Liga (ver. voor strafrechthervorming); Ongedateerd; mei? 1989