Bob en Daphne - Eerste deel
[Romanfiguur Bob (10 jaar):] In het algemeen vielen meisjes van zes jaar buiten die bijzondere, nog niet zo lang ontdekte belangstelling, maar dit kind was bijzonder boeiend. Nog nooit had ik ergens een meisje gezien, dat met haar te vergelijken was. In en bij de school had ik nog nooit zo'n smaakvol broekje gezien, dat zo'n royale blik gunde op het interessante bewegen van pezen en spiertjes in de liezen en zo. En waar kon je ooit zo op je gemak van een dergelijk geheel genieten? Lag zij zo met opzet te pronken? Zij merkte het heus wel, als ik keek, maar zij trok niet vinnig haar jurkje naar beneden en liet niet blijken of zij mijn belangstellende blikken onplezierig vond. En dan nog het hoogst wonderlijke feit, dat de kleurencombinatie bewees, dat dit opwindende broekje als een officieel onderdeel van het toilet was bedoeld. Wat een originele moeder, om zoiets te bedenken! [...]
Mijn vader liet een kort gefluit horen toen hij die twee knipsels uit een breipatronenboek van Kee bekeek. Het ene knipsel was een foto van een meisje van ongeveer tien jaar oud, gekleed in hemdje en broekje, dat op een divan zat met een speelgoedbeer op haar schouder; de andere foto stelde een jongen van dezelfde leeftijd in dezelfde kleding voor, die tegen een tafel stond geleund. [...] "Nu niet weer gaan huilen... vertel het me maar. Heb je daar een spelletje bij ontdekt met het speeltuigje, dat vies-ba-afblijven-Bobje heette te zijn?" Ik lachte zenuwachtig. "En vind je dat plezierig? Nu dan, wat valt er dan te jammeren?" "Maar is dat dan niet slecht?" "Waarom?" Hij grinnikte kort. "Daar is dat speeltuigje voor gemaakt. Waar anders voor?... Nu ja, je hebt het geloof ik wel een beetje jong ontdekt. Je bent nog geen elf!" [...] "Hm. En vind je zo'n jochie even aardig als zo'n meisje?" "Jongens alleen als ze bijzonder aardig zijn." [...]
Ik [inmiddels ] hield niet van Gerard [volwassene], verafschuwde hem misschien zelfs diep in mijn hart wel (dit beaamde ik), zo verklaarde aartsengel Nol, maar toch had ik waarschijnlijk op zekere momenten genoten van hetgeen ik verafschuwde en die tegenstrijdigheid maakte, dat ik me schaamde en verward voelde. Die gevoelens deelde ik met het zeer grote deel der mensheid, dat van seksuele liefdesuitingen genoot, of daar sterk naar verlangde, en deze tegelijkertijd of kort daarna als minderwaardig of van minder allooi beschouwde. Daarbij waren dit geheel nieuwe, overdonderende ervaringen voor mij en ik was tot die ervaringen verleid, en dat alles maakte mijn schuldgevoelens bijzonder groot en hevig. Of ik mij eerst verweerd had? Nee? Met gedempte stem vertelde ik hem, hoe het begonnen was, dat het allemaal zo anders was en voelde dan ik mij na zijn, Nols, waarschuwingen had voorgesteld, dat ik gewoon maar genóót alsof ik iemand anders was geworden, wat Gerard met mij uitgevoerd had en welke ideeën hij had verkondigd. Halverwege dit verslag hield Nol het niet langer uit [...]. [...] Plotseling slaakte Nol een lange zucht en zei: "Jouw ogen zijn wijder opengegaan voor de charmes van mooie jongens, charmes die mij weinig zeggen, maar wier bestaan ik niet zal ontkennen. Nogmaals: het zou mij verschrikkelijk spijten als die belangstelling ging overheersen inplaats van te verdwijnen zoals melktanden verdwijnen en bepaalde kindergewoonten. Je ziet nu zelf, bij Gerard, waar dat domineren toe leidt. Hij leeft voortdurend in de schaduw van de gevangenis." [Uiteindelijk bleek Bob overwegend hetero te zijn (geworden).] [...]
Ik leerde, dat volwassenen met volwassenen over hun genoegens kunnen praten en ssst! zeggen als kinderen hen kunnen horen, en dat kinderen met kinderen over de hunne praten en ssst zeggen als volwassenen hen kunnen horen, terwijl beide groepen tegenover elkaar de schijn bewaren, dat die genoegens niet bestaan...
bron: Uit het boek 'Bob en Daphne' door Han B. Aalberse (pseudoniem van Johannes van Keulen); Uitgeverij Oisterwijk, 's-Gravenhage; 15e druk; 1970; Eerste druk: 1955