Commentaar op het wetsvoorstel tot wijziging van de zedenwetten
Het COC kent als weinig anderen de problemen van hen die een overmatige inmenging van de overheid in hun seksualiteit en relatievorming aan den lijve hebben ondervonden. Evenzeer echter beseft het COC uit ervaring dat maatschappelijke kwetsbaarheid de steun van de overheid noodzakelijk maken. Juist daarom is het COC zich ervan bewust hoezeer het vrijheidsbeginsel en het beschermingsbeginsel in elkaars verlengde liggen. De intrekking van artikel 248 bis Sr. in 1971 had het begin moeten zijn van een konsekwente uitwerking van die twee beginselen in de strafwet. Door het huidige wetsvoorstel wordt de samenhang tussen beide echter doorbroken: de bescherming van mensen gaat hier ten koste van hun vrijheid. [...]
Niet alleen het invoeren van een strafbepaling, ook het handhaven daarvan vereist voortdurende legitimatie door de wetgever. Zo'n legitimatie ontbreekt in de toelichting volkomen. De op zich juiste vaststelling dat seksueel geweld en misbruik frequent plaatsvinden (onlangs nog bevestigd door het onderzoek van dr. N. Draijer) is daarvoor niet voldoende. Handhaving van een absoluut verbod vereist ook de vaststelling dat vrijwillige contacten niet plaatsvinden. [...]
De suggestie dat de term "ontucht" minder zou omvatten dan het neutrale "seksuele handeling" doet in het licht van de ruim voorradige jurisprudentie niet geloofwaardig aan. In het bijzonder wijzen wij op het arrest van de Hoge Raad van 14 september 1976, waarbij de advocaat-generaal vaststelde dat het er voor de vraag of van ontucht sprake is niet toe doet of de seksuele handelingen zijn opgedrongen, dan wel een voor beide partners aanvaardbare uiting van gevoelens zijn. De door de minister aangehaalde definitie van "ontucht" uit Noyon c.s. ("in strijd met de sociaal-ethische norm") wijst uit dat niet zozeer de bescherming van de seksuele integriteit, maar veeleer de dominerende publieke moraal uitmaakt of van ontucht sprake is. De staat als zedenmeester dus; nog steeds.
bron: 'Commentaar op het wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 242, 243, 246, 247 en 249 van het Wetboek van Strafrecht (nr. 20 930)' door Nederlandse Vereniging tot Integratie van Homoseksualiteit COC; begin 1989