De pedofiel als zondebok
Nauwelijks te beheersen en te temperen waren de aversie en agressie tegen de pedofiele medemens toen de afgelopen jaren het 'gesprek' over pedofilie opnieuw op gang werd gebracht. De 'zaak Van Drimmelen' was dan misschien ook niet de meeste handige manier om het gesprek over deze materie in te luiden, maar de discussie die daarop losbarstte was evenmin van veel nuance doortrokken. In korte tijd werd de trend die in België al was ingezet, in Nederland doorgetrokken en werd een groep mensen die jarenlang was doodgezwegen, razendsnel gestigmatiseerd en opnieuw in de hoek gezet.
Een discussie of gesprek is er nauwelijks geweest want dat blijkt over sommige thema's onmogelijk of ongewenst. Pedofielen zijn mannen die kinderen misbruiken. Dat lijkt de gevestigde definitie van pedofilie. Pedofilie zit daarmee meteen in de verdachte en criminele sfeer. Terwijl het een geaardheid is waar ook heel andere dingen over te zeggen zijn.
De redactie van VOORLOPIG wil dit gevoelige onderwerp opnieuw ter tafel brengen en een analyse maken van de maatschappelijke onmacht om met bepaalde thema's om te gaan. In dit geval is het pedofilie. Een seksuele geaardheid van een groep mensen die het nooit gemakkelijk hebben gehad in onze samenleving. Dat hangt vooral samen met hun voorkeur die met kinderen te maken heeft. Fascinerend is niet zozeer dat er een pedofiele voorkeur bestaat. Interessanter is dat de samenleving weigert aan te nemen dat iemand er zelf vanaf ziet de eigen lust te bevredigen. Met andere woorden: een pedofiel wil het met kinderen doen, kan zichzelf niet in de hand houden en is dus fout. Daarmee wordt deze groep mensen automatisch in een criminele hoek geduwd omdat ze als vanzelfsprekend worden geassocieerd met dingen die bij wet verboden zijn. We vroegen Frank van Ree en Lex van Naerssen te beschrijven hoe de samenleving met pedofielen omgaat of om zou kunnen gaan en hoe mensen met hun seksuele identiteit tobben.
bron: Redactioneel 'De pedofiel als zondebok'; VOORLOPIG (uitgave: Stichting Hervormd Nederland/Oecumenische Pers); 31e jaargang, no. 2; februari 1999