Gesprekken met Herman Bianchi

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Door: C.C.

Herman Bianchi (Rotterdam, 1924) is gepensioneerd hoogleraar criminologie, met boeken als Ethiek van het straffen (1964), Stigmatisering (1972) en Justice as Sanctuary (1994) op zijn naam. Hij heeft de voorvechter van de jongensliefde dr. Edward Brongersma goed gekend. MARTIJN-medewerkers Marthijn Uittenbogaard en C.C. voerden enkele gesprekken met hem.

Bianchi's standpunt is altijd geweest dat het strafrecht geen goede vorm van conflictoplossing is. Als wij hem vragen: "Dus u bent tegen de gevangenis? Hoe moet het dan wel in z'n werk gaan?" verwijst hij moe naar de boeken die hij over de materie heeft geschreven. Het is zoiets als voor de tigste keer uitleggen in welke opzichten de maatschappij verkeerd omgaat met vriendschappen tussen jongeren en ouderen. Bianchi heeft zijn criminologische inzichten aan een volgende generatie overgedragen. "Als je boven de vijfenzestig bent, moet je altijd aan iets nieuws beginnen."

Bianchi leerde Brongersma kennen via zijn adoptiefvader Meertens, de stichter van het instituut voor dialectstudie en volkskunde waar de romancyclus Het bureau van Voskuil op is gebaseerd. Meertens had in de gevangenis gezeten voor iets wat hij altijd heeft ontkend: een seksueel contact met een jongeman van negentien. Brongersma had zich na zijn eigen gevangenisstraf (voor seksueel contact met een jongen van zestien) teruggetrokken op een kamertje in Utrecht. Daar zocht Bianchi hem verschillende malen op. De twee juristen waren te verschillend van karakter om echt bevriend te raken. "Brongersma was een heel knappe jurist. Mijn opvattingen over het strafrecht vond hij nutteloos geklets. Hij had iets kinderlijks, iets jongensachtigs." Bianchi doet compleet met gebaren en geluiden voor hoe Brongersma zich soms als een klein kind kon verkneukelen. "Brongersma kwam zo om de twee maanden bij Meertens, die onder mij aan de Prinsengracht in Amsterdam woonde. Hij bracht dan een Duits blaadje mee dat hij twee maanden later terugkreeg. Meertens keek wel met enig plezier naar de imberbi (Latijn voor 'baardlozen') op de foto's." Waar gingen de gesprekken met Brongersma over? "In Utrecht hebben Brongersma en ik over zijn detentie gepraat. Hij had een zeer onorthodoxe behandelaar; professor Baan. Het verhaal gaat dat Baan met betrekking tot het delict dat Brongersma had gepleegd, tegen hem zei: 'Stommeling, doe dat dan niet hier, maar in Marokko!' Later hadden Brongersma en ik het nog slechts over politiek. We zaten vaak vanuit de Grieken te redeneren."

"De zedenwetgeving," zegt Bianchi, "is een slag-in-de-lucht-wetgeving." Hij benadrukt dat hij zelf niet op minderjarigen valt. We] verlangde hij als klein jongetje immens naar een oudere vriend. "Ik zocht wanhopig naar een mooie, wijze vriend, die ik mij verschrikkelijk ideaal voorstelde. Kafka heet dezelfde gevoelens gehad. Ik zou graag willen dat een vereniging als MARTIJN meer aandacht besteedt aan de gevoelens van de jongere ten opzichte van de oudere. Ik zit ermee dat er geen woord is voor het verlangen van een jongen naar een oudere vriend. Begin mei 1940, op een zachte, mooie lentedag, ben ik op het strand bij Hoek van Holland gaan liggen. Er waren Hollandse soldaten - het was vlak Vóór de oorlog. Ik hoopte dat een van hen naar me toe zou komen, maar ze hadden geen belangstelling voor me. Ik wist al voordat ik seksueel rijp was dat ik zo'n intieme vriendschap wilde. Ik wist, omdat ik bij de padvinderij was, dat dit niet mocht. In de aanloop naar mijn seksuele rijpheid voelde ik me aangetrokken tot de rijpere man die een jongen zou helpen met allerlei dingen. Van mijn ouders ontving ik geen warmte. Van een oom wel; die hield van kinderen. Bij hem voelde ik me prettig."

Bij de omgang van ouderen met jongeren is verantwoordelijkheidsbesef volgens Bianchi van groot belang. "Als je bevriend bent met een kind dat nog heel jong is, ben je tegelijkertijd een verantwoordelijke pedagoog. Als dat met liefde gepaard gaat, des te mooier. Als ik rechter was en zou zien dat een jongen in een seksrelatie slecht behandeld werd, zou ik de man streng aanpakken. (Of hij naar de gevangenis moet, is weer wat anders.) Ik ben voorstander van een behoorlijke ethica op dit gebied. Juist bij pedofilie vind ik seks om de seks niet goed. Ik was bevriend met een vooraanstaand bankier in New York, die op jongens viel. Hij had met vrienden een groot jacht gekocht. Ze namen daar jongens van rond de dertien, veertien, vijftien op mee. Dat ging één jaar goed. Toen werd hij met handboeien om op televisie getoond. Hij kreeg een geringe gevangenisstraf en pleegde zelfmoord." Bianchi spreekt afkeurend van de orgiën die op het jacht van de bankier hadden plaatsgevonden. "Je mag een liefderijk contact hebben met een jongen. Dat er dan iets moois ontstaat, vind ik prachtig. Als er geen morele paniek heerste, zou dat mogelijk zijn. Het mooie moet je toelaten; uitwassen moet je bestrijden."

Als negentienjarige werd Bianchi naar het concentratiekamp in Amersfoort gestuurd. "Toen ik daar zat, neusde mijn vader in mijn spulletjes om eventueel anti-Duits spul te verbergen. Hij vond adressen van mannen met wie ik bevriend was. Hij maakte ruzie met een van hen: 'Blijf met je poten van mijn zoon af!' Toen ik uitgemergeld terugkeerde uit het kamp, maakte ik ruzie met mijn vader om wat hij gedaan had."

Gevangenissen doen Bianchi denken aan de concentratiekampen. Hij is bereid om zijn opvattingen heel globaal toe te lichten. "In Nederland zitten tienduizend mensen gevangen. Zeshonderd van hen zijn acuut gevaarlijk. Die passen in één gevangenis." Hij heeft enkele malen in een Amerikaans reservaat tussen de Mohawk-indianen geleefd, die geen strafrecht kennen. "Jezus zei: zeventig maal zeven keer moet je een misdadiger vragen het goed te maken. Volgens de indiaanse praktijk moet je het tien keer vragen. Maar ons strafrecht vraagt het niet één keer." Bianchi vindt dat de maatschappij moet proberen om elke misdadiger tot berouw en vergoeding te bewegen. De gevangenis kan een stok achter de deur zijn voor wie echt geen berouw wil of kan tonen. Deze opvatting van verzoening, de restorative justice, wint wereldwijd steeds meer voorstanders.

Bianchi is een roman aan het schrijven. "Mijn boek gaat over de jongensdroom van de machtige, edele vriend, die mij mee zou nemen naar wijde verten, de man die ik nooit vond. Plato's Symposium gaat over deze hele problematiek. De vrouw, behalve Diotima, speelt er geen rol in. Ik ken geen betere leidsman dan Plato." Hij haalt een Grieks boek uit de kast en begint voor te lezen. Aan de hand van zijn bibliotheek duiken we de geschiedenis in: via King James, die mogelijk op jongemannen viel, naar Kaiser Wilhelms vriendschappen met vooraanstaande Duitse jongensminnaars.

De gesprekken die hij met ons voert, doen Bianchi's verleden herleven. "Ik ben gaan peuren in mijn geheugen: wanneer had ik mijn eerste seksuele ervaring? Want men verdringt dat. Tijdens het eerste gesprek was ik bezig in de huid van een jongen van twaalf à veertien te kruipen." Maar sommige gebeurtenissen, hoe lang geleden ook, haal je je moeiteloos voor de geest. "Ik weet wanneer ik voor het eerst klaarkwam: op 31 januari 1938. Juist op dat moment begonnen in Rotterdam de kerkklokken te luiden en de boten te fluiten. Ik dacht dat het voor mij was. Maar Beatrix was geboren."

bron: Interview < Gesprekken met Herman Bianchi - "Elke mens is de maat van zichzelf; niet van een ander" > door C.C.; OK Magazine, nr. 77; mei 2001