Homopoliticus - De eerste parlementariër die uit de kast kwam

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Merkwaardig is dat ik me vanaf mijn vroegste jeugd erg oud heb gevoeld, alsof ik al een leven hiervoor had geleefd. In mijn beleving was ik ouder en verstandiger dan de volwassenen, die erg onnozel konden zijn. [...]

Dan was er in Sommelsdijk ook nog Henk, de volwassen zoon van onze buurman, slager Maan. Een lieve jongeman van begin twintig, die dol was op motorrijden. Soms mocht ik met hem mee. Ik zat dan achter op een motor, mijn armen om zijn middel geslagen en mijn hoofd tegen zijn rug gevlijd. Dat voelde knus, terwijl de rit juist zo spannend was. Zo scheurden we samen over de dijken van Goeree-Overflakkee - het kon me niet lang genoeg duren. [...]

Dat ravotten kon ook wel seksueel worden. 'Holletjepieren' aan de Buitendijk was een begrip, waarover ik wel eens hoorde praten, maar waar ik zelf nooit mee te maken kreeg. Seksueel gedoe met jongetjes van mijn leeftijd trok me niet zo. [...] Als ik toen ergens al een - overigens nog vage - opwinding voor voelde, was het voor grotere, al mannelijke types. [...]

Het preutse klimaat dwong hem [Niek Engelschman, de eerste voorzitter van het COC] er min of meer toe te suggereren dat ze in kringen van het COC uitsluitend een 'platonische vriendschap' wensten te bevorderen. Uit deze tijd (1949) stamt ook het woord 'homofiel' ter vervanging van 'homoseksueel'. Uit tactische overwegingen werd het seksuele aspect zo wat weggemoffeld. [...]

De geleidelijke verschuiving in opvattingen is terug te zien in de positie van de NVSH (Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming). In de eerste tijd na de oorlog moest de NVSH uiterst voorzichtig te werk gaan. De burgerlijk-christelijke moraal was het formele uitgangspunt. Katholieken waren er kien op om de vereniging op grond van aantasting van de goede zeden te kunnen verbieden. De NVSH mocht vooral niet in de schoenen kunnen worden geschoven dat in hun kring promiscue gedrag werd bevorderd. [...]

Hoewel het iets minder direct verband hield met de homorechten, hield ik me ook bezig met artikel 8, tweede lid van de Grondwet. Het wijzigingsvoorstel van de regering voegde aan de openbare orde als beperking 'de goede zeden' toe. [...] Dit begrip was door overheden immers al vaak misbruikt tegen homo's, omdat homoseksualiteit volgens de gangbare moraal per definitie niet tot de 'goede zeden' kon behoren. In mijn amendement stelde ik voor de toevoeging van de 'goede zeden' te laten vervallen. Het 'amendement-Huijsen' werd door het parlement overgenomen.

bron: Uit het boek 'Homopoliticus - De eerste parlementariër die uit de kast kwam' door Coos Huijsen; Uitgeverij Balans, Amsterdam; 2016