Incest - Een verborgen epidemie?
In de definitie van incest speelt het schenden van de vertrouwensrelatie tussen het kind en de volwassene een cruciale rol. Afhankelijk van de definiëring van incest varieert de frequentie in het onderzoek tussen 1 tot 10% van de kinderen. In het artikel worden diverse risicofactoren genoemd, waarin vooral de specifieke structuur van het incestgezin naar voren komt. Na een bespreking van de gevolgen van incest, worden enkele richtlijnen gegeven voor behandeling. [...]
Herman & Hirschman (1981) bespreken vijf onderzoeken die tussen 1940 en 1978 in de Verenigde Staten plaatsvonden onder grote groepen blanke vrouwen uit de middenklasse, waaronder twee onderzoeken onder vrouwelijke universiteitsstudenten. De resultaten van deze studies zijn vrij consistent :
- 1/5 tot 1/3 van de ondervraagde vrouwen zeggen dat zij als kind een seksuele ervaring gehad hebben met een volwassen man ;
- in 4 à 12 % van de gevallen vonden deze ervaringen plaats met een verwant ;
- 1 op de 100 vrouwen had een seksuele ervaring met vader of stiefvader.
Finkelhor (1979) ondervroeg 796 universiteitsstudenten :
- 19 % van de vrouwen gaf aan als kind het slachtoffer geweest te zijn van seksueel misbruik, voornamelijk door oudere mannen uit de eigen kring. Slechts 9 % van de mannen had dezelfde ervaring gehad.
- De gemiddelde leeftijd waarop deze feiten plaatsvonden was 10.2 jaar voor de meisjes.
- 15 % van de meisjes en 10 % van de jongens had seksuele ervaring gehad met broers, respectievelijk zusjes (variërend van elkaar betasten tot volledige geslachtsgemeenschap).
- 63 % van de vrouwelijke slachtoffers van seksueel misbruik zei dat er toendertijd met niemand over gepraat te hebben. [...]
Sommige kinderen lopen groter risico om in een incestueuze relatie betrokken te raken. Vander Mey & Neff (1982) vonden dat in de literatuur zeven risicofactoren consistent naar voren komen :
1. de slachtoffers zijn voornamelijk meisjes die jonger zijn dan 17 jaar,
2. de dader is meestal de biologische vader (alhoewel verhoudingsgewijs het wonen bij een stiefvader een groter risico kan zijn, volgens Finkelhor is er vijf maar meer kans dat een stiefvader zijn stiefdochter seksueel misbruikt),
3. de incestrelatie is meestal van lange duur en begint voordat het kind de pubertijd heeft bereikt,
4. incest komt gewoonlijk voor in intacte gezinnen (geen scheiding of overlijden van een van de ouders),
5. de oudste dochter loopt meer risico,
6. een extreem dominante vader is karakteristiek voor een incestgezin,
7. andere factoren die het risico van incest kunnen verhogen zijn : alcoholisme van de vader, autoritaire vader, onverschillige of bedreigde moeder, verwerping of weigering van seksuele omgang door de moeder, sociaal isolement van het gezin en een gedesorganiseerd rollenpatroon in het gezin. [...]
In het onderzoek over incest komt een vrij consistent beeld naar voren van de vader die incest pleegt met zijn dochter : hij is gewoonlijk 35-49 jaar oud, hij is patriarchaal, conventioneel en verschuilt zich achter een façade van respect. Vaak heeft hij een goede sociale positie. Onder de andere gezinsleden oefent hij een sterke mate van controle uit. Vrouwen worden door hem als minderwaardig beschouwd en hun vrijheid in het gezin wordt door hem erg aan banden gelegd ; zonodig domineert hij vrouw en dochter met gebruik van kracht en geweld. Hij laat zijn dochter nauwelijks toe dat zij onafhankelijk sociale contacten legt buiten het gezin. [...]
Persoonlijk vind ik dat het accent van de behandeling moet liggen in het verbeteren van de gezinsrelatie, vooral ook de relatie tussen vader en de andere gezinsleden. Zijn te dominante rol moet in evenwicht worden gebracht door de positie van de vrouwelijke gezinsleden te verbeteren. Via een onderhandelingstechniek die ik elders heb beschreven (Van Acker, 1983), kunnen concrete afspraken worden gemaakt zodat moeder en dochter rechten en vrijheden verkrijgen die buiten de controle van vader vallen. Ik ben het volkomen eens met Giarretto dat het bekend worden van de incest een cruciale factor is om de incest een halt toe te roepen, daarna moet de hulpverlener de moed en de mentaliteit hebben om op een niet veroordelende manier de vader, de moeder en de dochter te leren op een meer gelijkwaardige wijze met elkaar om te gaan. Ook Courtois (1980) pleit voor een open en niet-beoordelende opstelling en het aanmoedigen van discussie. Zij constateert echter dat vele incestslachtoffers sterke verdedigingsmechanismen hebben opgebouwd, waardoor een therapeutische relatie heel moeilijk tot stand komt ; veel geduld, zorg, ondersteuning en begrip voor deze weerstanden is daarom noodzakelijk.
bron: Artikel 'Incest - Een verborgen epidemie?' door J. Van Acker (Prof.dr. J. Van Acker is hoogleraar Orthopedagogiek aan de K.U. Nijmegen); Tijdschrift Orthoped. Kinderpsych. 1985 (10), 51-63; nr. 2; juni 1985