Interview met psycholoog dr. Wim Wolters - Misbruik

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Zijn [Wim Wolters'] opvattingen - zeker die over pedofilie - mogen dan soms omstreden zijn, zijn verdiensten als hulpverlenend kinderpsycholoog staan niet ter discussie. [...] Hij ontvangt me in de universiteitskinderkliniek - het Wilhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht, waar hij hoofd van de psycho-sociale afdeling is en waar uit het hele land meldingen van kindermishandeling binnenkomen. [...]

[Interviewer:] De afgelopen tijd heb ik veel met jongeren gesproken die van huis zijn weggelopen. Mijn indruk is dat seksueel misbruik in het gezin, incest dus, soms tot weglopen aanzet.

[Wim Wolters:] 'Dat komt voor, bij voorbeeld in een incestsituatie die als uitermate bedreigend en onhoudbaar wordt ervaren. Maar het merendeel van de thuis seksueel misbruikte jongeren loopt juist niet weg van huis. Ze durven überhaupt niet met hun verhaal naar buiten te treden - en dat [is] eigenlijk veel griezeliger. Ze zijn gedwongen om hun vluchtverlangens - als ze die al hebben - niet te realiseren, want juist bij incest is er vanuit het gezin een heel sterke dwang om de zaak gesloten te houden. Er lopen in andere omstandigheden veel meer jongeren weg. Maar het gaat natuurlijk niet alleen om het lijfelijke weglopen. Laatst heb ik een suïcidepoging meegemaakt die gekoppeld was aan een incestsituatie, en dat beschouw ik óók als een vorm van weglopen. Dat meisje zegt: 'Ik wil weg uit deze situatie, die vader die elke avond op mijn kamer komt, maakt me angstig.' [...]

In een vorige week verschenen artikel in het Maandblad voor Geestelijke Volksgezondheid noemt dr. Wolters een aantal voorbeelden van 'een heel eigentijdse inkleuring van bepaalde seksuele contacten tussen kinderen en ouderen': 'Te noemen valt de in de hulpverleningspraktijk steeds meer gesignaleerde seksuele contacten tussen kinderen, adolescenten en hun respectievelijke pleeg- en adoptiefvaders, tussen inwonende hechte vrienden van moeder en haar kinderen, de homoseksuele incest en de homoseksuele aanranding in primaire gezinnen, het planmatig en systematisch gebruiken van babycentrales om contacten te maken met jonge kinderen. Afgezien van de vraag hoe frequent deze en andere verschijnselen zijn (...) is vooral de vanzelfsprekendheid opvallend waarmee het een an ander geschiedt.'


Onlangs stelde de moeder van een vijfjarig dochtertje dat vergaande seksuele contacten met een groep oudere adolescenten had aan Wolters de vraag of ze hiervoor al dan niet de ruimte moest geven. Haar argument was: 'Je hoort tegenwoordig vaak dat het goed is voor kinderen.'

Wolters maakte deel uit van een team van Utrechtse gedragswetenschappers dat onderzoek verrichtte naar de frequentie waarmee zich seksuele handelingen met kinderen en jonge adolescenten (nul tot twaalf jaar) voordoen. Men richtte zich op de gevallen die bij vijftien bureaus jeugdzaken van de Rijkspolitie - merendeels plattelandsgemeenten - werden gemeld in de periode januari 1978 tot januari 1979. Er kwamen in totaal honderddrieëntwintig meldingen binnen waarvan honderdzes betroffen onder de twaalf jaar. De verhouding jongens-meisjes was 1 : 4. Het onderzoek beperkte zich tot de honderdzes kinderen en de vijfenzeventig bekende daders. Een van de veronderstellingen bij het onderzoek was dat kinderen die seksueel benaderd worden door volwassenen, wellicht zouden opvallen door hun uiterlijk. Dat bleek niet het geval. 'Het merendeel van de kinderen wordt door de politiefunctionarissen beschreven als gewoon, niet bijzonder.'

Enkele conclusies uit het onderzoek (eveneens gepubliceerd in het Maandblad voor Geestelijke Volksgezondheid):

  • Het meest voorkomende seksuele contact is het betasten en zich laten betasten met masturbatie. Achttien maal vond een coïtus of poging tot coïtus plaats, hoofdzakelijk in de oudere leeftijdsgroep (negen tot elf jaar). In zeven gevallen kwamen sadistische gevallen van ernstige aard voor.
  • Bij een kwart van de gevallen kwam frequenter seksueel contact voor, soms over een lange tijdsperiode.
  • Wanneer men uitlokken als onvrijwillig meetelt, komt het merendeel van de kinderen op onvrijwillige basis tot seksuele handelingen met de volwassene.
  • Ongeveer de helft van de kinderen reageert met angst en onrust op het gebeurde.
  • Slechts een minderheid van de ouders acht contact met huisarts of hulpverlenende instanties over het gebeurde noodzakelijk.
  • De daders waren allen mannen. Een relatief groot aantal (23) was werkloos, afgekeurd of werkzaam binnen de sociale werkvoorzieningen. Het merendeel van de daders (47) was ongehuwd en de helft kwam uit onvolledige gezinnen. De gehuwde daders hadden meestal een problematisch huwelijk.
  • Als motief gaven de daders tijdens de politieverhoren op: opwelling en opwinding bij het zien van het kind (17); zich sterk tot kinderen aangetrokken voelen en van mening zijn dat het kind zelf uitnodigend was (22); moeilijkheden in het seksuele contact met de volwassenen (5); negen daders ontkenden het seksuele contact, de overigen vonden het contact vanzelfsprekend. Schuldgevoelens zag men bij de helft van de daders.


[Interviewer:] Je hoort hulpverleners vaak zeggen: de psychologen hebben mooi praten, want wat moet je doen als het kind zelf terug wil naar het incestueuze gezin?

[Wim Wolters:] 'Dat gebeurt. We komen situaties tegen van jarenlange incest plus verwaarlozing, waar de kinderen na een periode van uithuisplaatsing toch weer zelf naar huis terug wilden. De incest gaat door en je staat machteloos. Maar ik vind wel dat je als hulpverlener altijd moet proberen om het kind te overtuigen van de onhoudbaarheid van de situatie. Het hangt ook erg van de leeftijd af. Is het een heel jong kind, dan moet je het uit huis plaatsen. Bij een adolescent moet je praten en overtuigen. Tegen gevallen waarbij het kind gestoord is of blind - zoals ik onlangs een peer keer meemaakte - kijk ik weer anders aan, ook als het al vijftien jaar is. Daar moet de kinderbescherming bijkomen, vind ik. De op zich negatieve ervaring van de uithuisplaatsing biedt dan toch meer positieve mogelijkheden voor zo'n gehandicapt kind dan wanneer het ernstig verwaarloosd en uitgebuit wordt.' [...]

[Interviewer:] U hanteert in uw artikel ook het begrip 'emotionele incest'. Is dat geen gevaarlijk begrip, want waar gaat tederheid en zorgzaamheid over in die vorm van incest?

[Wim Wolters:] 'Je moet er inderdaad heel voorzichtig mee zijn. Psychiater dr. F. Beyaert heeft het op het symposium in Utrecht heel fraai in beeld gebracht. Hij zei: "Het is twijfelachtig of de vader die veelvuldig met alleen zijn dochter bij candlelight dineert, altijd minder schade toebrengt dan de vader die met die dochter naar bed gaat." Met emotionele incest bedoelen we de totale absorptie van een kind voor de bedekte emotionele behoeften van de vader of moeder. Het kind krijgt daardoor geen ruimte meer om zich zelf tot persoon te maken, het wordt helemaal ingesponnen. Er ontstaat een symbiose: de ouder gaat weliswaar niet met het kind naar bed, maar het moet wel altijd in zijn nabijheid zijn. De ouder doet alles in het teken van het kind, maar andersom wordt dat ook van het kind geëist. Ze doen alles samen en het kind mag niet te veel naarbuiten treden. Het wordt afgeschermd van de buitenwereld, het mag geen of weinig vriendjes hebben. Het kind mag in feite niet groot worden, de binding mag niet worden doorgeknipt. Je ziet het niet alleen in de vader-dochterrelatie, maar ook bij moeders die ter compensatie een hechte relatie - niet seksueel - met hun oudste zoon aangaan omdat de verhouding met hun man zo slecht is.' [...]

[Interviewer:] Kinderen, ook weglopers, blijken vaak in pleeggezinnen seksueel te worden misbruikt.

[Wim Wolters:] 'Dat komt met te grote regelmaat voor. En het gebeurt niet alleen met kinderen die al in hun ouderlijk gezin werden misbruikt, maar ook met kinderen die dat nog niet eerder hadden meegemaakt. Het succes van plaatsing in een pleeggezin is niet los te zien van de begeleiding van die gezinnen - en daar schort nog heel veel aan. Als ik zo'n plaatsing adviseer van een ernstig verwaarloosd kind van vijf jaar en de maatschappelijk werkster laat zich vijf maanden niet zien in dat pleeggezin. dan kunt u nagaan wat er gebeurt. Een plaatsing dient ook goed voorbereid te zijn. We maken regelmatig kinderen mee die zo verwaarloosd zijn dat je ze niet direct in een pleeggezin kunt plaatsen. Je moet ze eerst tot rust brengen, therapie geven en ze dan pas in het gezin plaatsen. Er mislukken helaas veel plaatsingen. Naarmate het kind meer negatieve ervaringen heeft met zijn ouders en dan ook nog soms zonder tussenfase in een pleeggezin komt, is de kans groter dat het mislukt. Neem een meisje van zeventien dat uit een incestsituatie in een gezin geplaatst wordt. Het heeft als contactstijl tegenover de vader altijd het verleidende element gehanteerd. Daarmee heeft het de aandacht gekregen die het van de moeder niet kreeg. Als dat kind in een pleeggezin hetzelfde patroon volgt, doemt het oude probleem weer op. Het gaat wervend naar die vader, de moeder wordt jaloers en ten slotte wordt het kind er uitgegooid.' [...]

[Interviewer:] U heeft zelfs collega's die beweren dat incest positieve gevolgen heeft.

[Wim Wolters:] 'Daar kan ik me niets bij voorstellen. Het gaat in de richting van initiëren, leerervaringen, in een veilige context je voorbereiden op het latere seksleven - in mijn ogen tamelijk naïef en vaak gezegd door mensen die heel weinig van kinderen en adolescenten afweten.' [...]

[Interviewer:] Voor u is pedofilie een vorm van kindermishandeling?

[Wim Wolters:] 'Seksuele handelingen met kinderen, die vanuit de seksuele behoeften van volwassenen geprogrammeerd worden, noem ik een vorm van seksueel misbruik, Het is exploitatie. het gaat in tegen het ontwikkelingsritme en tegen de vrije-keuzemogelijkheid van het kind, zoals ook bij incest het geval is.'

[Interviewer:] Sommige kinderen hebben later beweerd dat het 'een verrijkende ervaring' was.

[Wim Wolters:] 'Daar moet ik om glimlachen. Als je er een paar verstandige psychologen en psychiaters naar laat kijken, zullen ze enkele zaken aantreffen die niet helemaal in balans zijn - en nu zeg ik het voorzichtig.'

[Interviewer:] Uw tegenstanders zullen u voorhouden dat de seksuele moraal geen statisch gegeven is.

[Wim Wolters:] 'Het klinkt paradoxaal, maar bij seksueel misbruik heb ik het eigenlijk helemaal niet over seksualiteit. Het seksuele aspect is onbelangrijk, behalve wanneer er geslachtsziekten ontstaan. Het gaat mij juist veel meer om het aspect van de uitbuiting, de exploitatie - en exploitatie van mensen is in álle tijden een foute zaak geweest.'

[Interviewer:] Pedofielen zeggen dat kinderen het zelf willen en uitlokken.

[Wim Wolters:] 'Kinderen doen met alles mee. Als je een beetje vriendelijk tegen ze doet, dan stralen ze. Het zijn net planten: als je er zon op zet, openen ze zich. Bovendien pleegt een kind in het contact heel sterk met zijn lijfje te werken. Als een kind of adolescent met een volwassene tot seksuele handelingen komt, doet hij dat bovendien vanuit een emotionele behoefte en niet vanuit een seksuele. Het is een affectief verlangen waarbij het tekort aan affectie of het verlangen daarnaar een heel belangrijk motief is. Veel belangrijker dan het seksuele, waarmee ik niet wil ontkennen dat kinderen seksueel plezier kunnen hebben. Maar dat plezier zegt me niks. Pedofielen zeggen: wat lekker is, is goed. Als je daar als ouder op ingaat, komt het kind snel in de problemen. Ik besef dat je wat normering betreft heel voorzichtig moet zijn, maar wat er nu gebeurt, lijkt op een infantiele samenleving die - zoals Christopher Lasch gezegd heeft - de vader en de wet eigenlijk niet meer wil. Ik denk dat we aan de wet niet kunnen ontkomen, en evenmin aan de vader: de realiteit is bij wijze van spreken óók de vader. Er bestaat een soort gecollectiveerde paradijsfantasie in onze samenleving waarbij alles zacht en vriendelijk en mogelijk is - maar dat is helemaal niet waar, het is geen paradijs en de droom is al aan het afbreken. Misschien heeft het te maken met het feit dat normen vroeger gebruikt werden om mensen te onderdrukken, maar normen kunnen binnen de samenleving ook een constructieve betekenis krijgen.' [...]

[Interviewer:] Vaak hoor je dat de schade aan een seksueel misbruikt kind vooral wordt veroorzaakt door de reactie van de omgeving.

[Wim Wolters:] 'Dat kan waar zijn, maar het wordt te absoluut gesteld. De onhandigheid van de omgeving kan een belangrijke factor zijn, maar in bepaalde kringen wordt te veel de nadruk gelegd op de schadelijkheid van politieverhoren. Ze proberen daarmee de schadelijkheid van het seksuele contact te relativeren. Ik heb jarenlange ervaring met de politie en ik merk dat vooral de jonge politiemensen op bijzonder adequate wijze met kinderen kunnen omgaan. Natuurlijk worden er door de politie fouten gemaakt, maar dat gebeurt ook door artsen. Ik zie in ernstige situaties de politiemensen vaak van hun menselijke, gevoelige kant - en dan zijn het beslist niet die diehards die met hun lompe voeten op het kinderzieltje staan.'

[Interviewer:] Stemt de machteloosheid van de hulpverlening u niet somber?

[Wim Wolters:] 'Ik vermoed dat we nu in een soort bezinningsfase komen en zullen merken dat de totale permissiviteit en vrijblijvendheid niets opleveren. Ik ben wel kritisch op een aantal punten van de hulpverlening, maar als ik het vergelijk met andere landen zoals Amerika waar men mensen op grote schaal laat kreperen, dan gebeuren hier ondanks alles toch geweldige dingen in de hulpverlening. Voor kinderen en adolescenten is het een uitermate moeilijke tijd. Kijk je op microniveau om je heen, dan grijpt het je naar de keel wat je in je werk ziet. Er is veel verstoring van orde en evenwicht bij kinderen - en het gaat met een rücksichtlos-heid en snelheid die ongehoord is. Er zijn mensen die dat ontkennen om zodoende de andere kant te kunnen uitkijken - zeer ten onrechte. Daar kun je heel somber over zijn, maar het enige antwoord is dat je er iets aan moet doen. Je moet het niet als een steen op je laten vallen, want dan wordt het nog erger.'

bron: Artikel Interview met psycholoog dr. Wim Wolters 'Misbruik' door Frits Abrahams; Vrij Nederland, jaargang 43; 19 juni 1982