John Stuart Mill heeft gelijk maar krijgt het steeds minder
[John Stuart] Mill, [Alexis] De Tocqueville en [Friedrich] Nietzsche vrezen de mens als kuddedier, die niet begrijpt waarom de gewoonten van de meerderheid niet goed genoeg zijn voor iedereen en die ware originaliteit en individualiteit met jaloezie of vijandigheid bejegenen. Conformiteit en middelmatigheid worden tot deugd verheven terwijl men zich laatdunkend uitspreekt over eigenheid en zelfexpressie.
Mill: 'Our merely social intolerance kills no one, roots out no opinions, but induces men to disguise them, or to abstain from any active effort for their diffusion.' Het zou gevaarlijk zijn de machtsmiddelen van de overheid dienstig te maken aan de publieke opinie door haar tot wet te verheffen. Tegelijk is er geen wet die bescherming kan bieden tegen de publieke opinie. Enkel een beroep op tolerantie en de moed van individuen om zich uit te spreken over onpopulaire zaken is hiertegen opgewassen.
Ook 150 jaar later zijn er nog onderwerpen waarover nauwelijks wordt gesproken, hoewel er geen wet is die het verbiedt. Voorbeelden zijn de doodstraf en pedofilie. Natuurlijk zijn deze in het verleden enkele malen in het nieuws geweest. Maar deze schertsvertoningen, waar politici en media met (gespeelde) ontzetting plichtsgetrouw soundbites, drogredenen en ad hominem argumenten oplepelen en vol populisme en simplisme appelleren aan de onderbuik van burgers, een debat noemen is een onwaardig gebruik van de term.
bron: Essay 'John Stuart Mill heeft gelijk maar krijgt het steeds minder' door Mark Reijman; www.liberales.be/essays/reijman; Liberales.be; 22 mei 2009