Markiesje

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Mr. B. kende een krantebericht, en dat was dit: Jong echtpaar heeft tien kleine meisjes doodgemarteld, en bandjes gemaakt van het gillen en smeken van de rampzalige slachtofferstjes. [...] De stoffelijke overschotten van de meisjes werden op twee na in een moeras achter het afgelegen landhuis van de bejaarde moeder gevonden. Mogelijk kwam de leraar in kwestie door dit bericht op het idee om jongens te ontvoeren naar de onderaardse gangen van de steengroeve achter de moerassen van de West-Moor-Downs, een eenzaam gebied. [...] 'Markiesje, ik noem jou Markiesje, o God, jouw ogen, lieve jongen, wees niet bang, wees niet boos. Het is niet goed wat ik doe. Ik heb een handdoek met ether tegen jouw gezicht gehouden. Ik wil jou bezitten. Jij bent poëtisch. [...] Ik wil een vriendje, en dat mag ik niet zeggen. Ik mag geen vriendje hebben. En als ik het toch zeg is mijn vriendje mijn vriendje niet meer. [...] Enfin, meneer, u begrijpt, de verwarring is groot bij dit soort krankzinnigen. Wat zegt u? In hoeverre wettelijke bepalingen... in hoeverre deze man het slachtoffer is van bestaande wettelijke bepalingen, meneer, zoiets te beoordelen valt buiten mijn competentie.

[Aad Nuis, op achterkant boek:] Bij maanlicht lijken vertrouwde dingen tegelijk geheimzinniger en scherper omlijnd, en zo is het ook in de beschrijvingen van Ruting. Dat komt niet alleen door de woorden en daden van zijn heldinnen maar ook door zijn daarbij passende stijl: een quasi-slordige, kinderlijk laconieke manier om ons de waarheid te zeggen en in de war te brengen.

bron: Uit het boek 'Markiesje (verhalen)' door Jos Ruting; Meulenhoff Nederland bv, Amsterdam; 1988