Martijn geen zaak voor de rechter

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

'Strijd met de openbare orde' is een vaag criterium. De invulling van het verbod laat de wetgever dan over aan de rechter. In zo een principiële kwestie als verenigingsvrijheid had dit niet mogen gebeuren. Politieke partijen hebben bijvoorbeeld bijna allemaal de verenigingsvorm.

Wanneer en in welke mate grondrechten kunnen worden beperkt en ook in welk geval een vereniging kan worden verboden hoort bij de democratische wetgever. Dat was het uitgangspunt van de grondwetsherziening van 1983. De formulering in het Burgerlijk Wetboek is daarom ongelukkig. Het lijkt alsof de rechter mag invullen wat het begrip 'openbare orde' inhoudt. [...]

Blijkbaar is het constitutionele geweten in de burgerlijke kamer van de Hoge Raad minder goed vertegenwoordigd. Zij komt tot een verbod, zonder aan het grondwettelijke kader veel woorden vuil te maken. Het gemis van een constitutionele rechter doet zich dan voelen. Of moeten we erop vertrouwen dat de Hoge Raad zich alleen deze vergaande bevoegdheid aanmeet voor de bescherming van kinderen?

bron: Artikel 'Martijn geen zaak voor de rechter' door J.G. Brouwer [Algemene rechtswetenschap, RUG]; NRC Handelsblad; 24 april 2014