Minderjarigheid
Tot voor kort waren begrippen als minderjarigheid, de daaraan verbonden handelinsonbekwaamheid en het over minderjarigen uitgeoefende gezag eigenlijk vanzelfsprekende zaken en geen onderwerp van rechtsgeleerde literatuur. Tot op zekere hoogte geldt de vanzelfsprekendheid nog steeds, vooral wanneer het gaat om minderjarigen van (zeer) jeugdige leeftijd. Niemand betwijfelt dat voor jonge kinderen zorg en bescherming noodzakelijk zijn en dat zij deze in eerste instantie moeten verkrijgen van hun ouders. [...]
Zoals het echter met meer 'absolute' zekerheden is gegaan, zo ook met de minderjarigheid, de handelingsonbekwaamheid en het ouderlijk gezag. Zeker voor wat betreft minderjarigen vanaf de leeftijd van 12 jaar is men zich gaan afvragen of de wetsartikelen en de wetstoepassing niet wat eenzijdig waren afgestemd op de bescherming van het kind, terwijl van zelfstandigheid en uitoefening van eigen rechten van de minderjarige minder sprake was. Men meent tegenwoordig dat jonge mensen eerst dan werkelijk volwassen kunnen worden, wanneer zij geleidelijk aan zelf verantwoordelijkheid hebben leren dragen. Daartoe moeten zij echter zelf bepaalde rechten kunnen uitoefenen en niet in alle opzichten handelingsonbekwaam zijn en blijven.
bron: Artikel 'Minderjarigheid' bewerkt door M. Rood-de Boer; Auteur bewerkte: 'Ouderlijke macht en minderjarigheid' door G. Delfos & J. E. Doek; Serie jeugdrecht en jeugdbeschermingsrecht (1984); Bewerkte artikel: 1985?