Paedophilia erotica van verschillende kanten bekeken
Bij het doornemen van de tot dusver verschenen psychiatrische literatuur over pedofilie vallen de volgende aspecten op: - Er is bij de verschillende auteurs een sterke neiging te verwijzen naar eerder verschenen werken en daaruit te citeren, hetgeen er op neerkomt dat er weinig eigen onderzoek wordt gebracht en dat er slechts sporadisch nieuw concreet materiaal wordt geboden. - Pedofilie wordt steeds weer beschouwd als een psychopathie (wat dat dan ook moge wezen), een perversie of een neurose.
Men ontdekt zodoende een soort kringloop in de wetenschappelijke literatuur, die steeds weer voert naar enkele grondleggers. De definities van de verschillende auteurs hebben gemeen dat het pedofiele handelen als iets abnormaals wordt beschouwd: er wordt dus een waardeoordeel ingebouwd dat moraliserend van aard is. In gedragstermen uitgedrukt bevatten de definities een component, namelijk die der sociale onwenselijkheid, die er niet in thuis hoort. Er wordt een soort cirkelredenering gehanteerd. - Over het ontstaan (aetiologie) zien we de opvattingen zich afsplitsen in twee grote groepen, te weten: de genetische theorieën en de psychologische theorieën waarvan dan de psychoanalytische (Freud en volgelingen) en de existentiële (Binswanger, Boss, e.a.) een belangrijke invloed op de literatuur hebben. Bij de genetische opvatting (Hirschfeld e.a.) wordt de pedofilie als bij de geboorte meegekregen beschouwd: bij de psychologische spelen milieufactoren in de eerste drie à vier levensjaren een doorslaggevende rol. [...]
Hoe ziet het kind het? Dit is de ene helft van ons onderwerp. Hoe is het nu gesteld met de kinderen zelf? Hoe voelen en beleven die zulke verhoudingen? Het beste is om te luisteren naar mensen die dergelijke ervaringen in hun kindertijd hebben gehad. [Bernard citeert zo'n iemand:] 'De mannen met wie ik meeging waren tussen de veertig en zestig jaar oud. De meeste contacten had ik in Rotterdam. Het initiatief ging altijd van mij uit. Ik trok mijn kortste en leukste broekje aan en wandelde over de markten en door de drukste straten van Rotterdam, tot ik iemand zag waarvan ik dacht dat hij 'zo' was en liet mij dan daardoor 'verleiden'. Ik heb geen spijt over die tijd, ik vind het wel jammer dat ik toen nooit heb gehad wat ik eigenlijk zocht, en dat was een oudere vriend waarmee ik sex zou hebben maar ook gewoon allerlei andere dingen mee zou doen. Hij zou mij ook van alles leren. Dat was het ongeveer. Misschien moet ik nog even vertellen dat ik zo'n soort verhouding wel had in de tweede en derde klas van de lagere school, met mijn onderwijzer waar ik dolveel van hield. Ik was toen tien of elf jaar, denk ik. Sex heb ik natuurlijk nooit met hem gehad, wel een soort surrogaat daarvoor, geloof ik, wat neerkwam op het mij meer beurten geven dan andere leerlingen en boeken van mij lenen: een winter hebben wij samen geschaatst buiten schooltijd. Tegen het einde van het derde schooljaar verhuisde hij naar het Noorden. Ik heb daarna vrij lang geweigerd naar school te gaan, wat onder dwang natuurlijk toch gebeurde. Een beetje geromantiseerd heb ik die toestand later wel, geloof ik. Dat ik kapot van hem was, is zeker!'
bron: Artikel 'Paedophilia erotica van verschillende kanten bekeken' door Dr. F. Bernard; Medisch Contact, nr. 30; juni 1975