Pedofilie in de Grote Winkler Prins - Editie 1982
pedofilie: term voor het verschijnsel dat een volwassene seksueel contact verlangt of seksuele handelingen verricht met een kind (of een seksueel nog zeer onrijpe puber of adolescent) van hetzelfde of van het andere geslacht. Het is een seksuele variatie die vrijwel alleen bij mannen voorkomt. In het oude Griekenland gold pedofilie in de vorm van knapenliefde (paiderastia) als geoorloofd en ondervond het verschijnsel zelfs positieve waardering. In de meeste culturen is pedofilie van een sterk werkend taboe voorzien en worden pedofiele handelingen als een ernstig delict beschouwd. Dit wordt gejustifieerd door de opvatting dat een kind, ook wanneer er geen sprake is van een fysiek trauma - er is zelden een poging tot coïtus in feitelijke zin als het kind een meisje betreft -, apert geschaad wordt in zijn ontwikkeling en dat het de psychotraumatische schade van een pedofiel contact moeilijk of niet te boven komt. Maatstaven bij de beoordeling of bepaalde handelingen of wensen al dan niet pedofiel zijn, zijn moeilijk nauwkeurig te bepalen. Als ouders een kind zodanig knuffelen dat het kind en/of ouders hierdoor o.a. ook erotisch worden geprikkeld, zal men dit niet pedofiel noemen zolang er geen specifiek genitale aanrakingen worden nagestreefd. Wanneer een vroegrijp meisje zich als jonge vrouw gedraagt en wanneer daaruit een seksueel contact met een volwassene resulteert, kan men deze laatste niet als pedofiel kwalificeren. Bij de beoordeling van pedofiele relaties dient te worden ingecalculeerd dat kinderen soms zelf door sterk provocatief of verleidend gedrag een grote - ook wel eens de belangrijkste - rol spelen in het tot stand komen van het contact.
Een bijzondere vorm van pedofilie doet zich voor bij incest tussen vader en dochter, als deze nog in de (pre)puberale ontwikkelingsfase verkeert. Incest is in veel gevallen terug te brengen op specifieke stoornissen in de relaties binnen het gezin, in het bijzonder de relatie van de ouders. In recente tijd zijn er stemmen opgegaan die de psychotraumatische uitwerking van lichamelijke liefde tussen volwassene en kind discutabel stellen, met name als er lichamelijk geen schade of pijn wordt toegebracht en indien het kind er positief op ingaat. Een psychotraumatische uitwerking zouden veeleer de reacties van ouders, de politieverhoren, de verwachting van schadelijkheid, het ontbreken van seksuele voorlichting en opvoeding, het taboe van de seksualiteit in het algemeen, enz. hebben.
In deze opvatting wordt ook meer aandacht besteed aan het subjectieve leed van de pedofielen, die met meer of minder succes hun, ook voor hen zelf onaanvaardbare neigingen trachten te onderdrukken. Het is inderdaad denkbaar dat de schade voor de ontwikkeling der 'slachtoffertjes' van pedofielen beperkt zou worden of zelfs geheel tenietgedaan, indien ons normenstelsel en daarmee het justitiële beleid zouden worden gewijzigd op grond van aanwijzingen dat seksueel contact met volwassenen positief kan worden ervaren en de persoonlijkheidsontwikkeling niet behoeft te storen. Omtrent homoseksuele ervaringen op jeugdige leeftijd wordt thans aanvaard, dat deze op zichzelf niet leiden tot een ontwikkeling naar een manifest homoseksuele gerichtheid.
Literatuur:
E. Brongersma, Seks en straf, 1970
F. Bernard, Sex met kinderen, 1972
E. Brongersma, Over pedofielen en 'kinderlokkers'
K.J. Dover, Greek Homosexuality, 1977
T.G.M. Sandfort, Pedoseksuele contacten en pedofiele relaties, 1979
idem, De ervaringswereld van kinderen en pedofiele relaties, 1979, diss.
J.M. van Bemmelen, Ons strafrecht, 1981, 5e druk, pag. 185
bron: Lemma 'Pedofilie' door Prof. Dr. G.A. Ladee; Grote Winkler Prins Encyclopedie; Tekst van iemand gemaild gekregen; 1982