Rapport 'Pedofilie en samenleving'

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

De opvoeding binnen het gezin en op school prepareert hen op bepaalde wijzen op het volwassen leven, waarbij het kenmerkend is dat wij de kinderen lang klein en onmondig houden. Van hun vermogen om zich aan te passen bij wat hun ouders en andere opvoeders willen, wordt veel gevergd. Veel van wat kinderen aan mogelijkheden in zich hebben, wordt zodoende onderdrukt. Tegelijkertijd worden kinderen erg beschermd tegen invloeden die de ouders ongunstig voor hen vinden. Als kinderen zich zodoende in bepaalde situaties hulpeloos zouden voelen, komt dat omdat men hen niet geleerd heeft daarin weerbaar te zijn. Elke opvoeding is een programmering in een bepaalde richting. De uiting van gevoelens - seksuele daarbij inbegrepen - maakt daarop geen uitzondering. Zo wordt het kinderen in het algemeen erg moeilijk gemaakt om zich te binden aan leeftijdgenoten en ouderen, die volgens de ouders niet zo deugen. Als een kind zich tot een bepaalde oudere erg aangetrokken voelt, ervaren vele ouders dat bovendien als een bedreiging. Oók als zij die oudere persoonlijk kennen. Zij vrezen een inmenging in wat zij als uitsluitend hún recht en hún plicht zien. [...] De bescherming en het onzelfstandig houden van kinderen is ook in de wet op vele wijzen vastgelegd. Geen kind mag iets doen als het daar niet de toestemming van de ouders voor heeft. En alleen de ouders hebben tot op grote hoogte het recht om hun macht en kracht tot gelding te brengen. De rechter uitgezonderd, is daartussen geen plaats voor derden. Het is - dunkt ons [de werkgroep die deze studie uitbracht] - vooral deze situatie waardoor de problemen rond pedofilie grotendeels worden bepaald. [...]

De werkgroep is van mening dat het onjuist is om seksuele handelingen met jonger dan 16-jarige als strafbare feiten te beschouwen en pleit dan ook voor intrekking van alle daarop betrekking hebbende artikelen of delen daaruit, zoals die voorkomen in titel XIV van het Tweede boek van het Wetboek van Strafrecht. [...] We volgen dus de gelijkluidende opvatting zoals die eerder aan de Adviescommissie werden kenbaar gemaakt door een bijzondere beraadsgroep van het Nationaal Centrum voor Geestelijke Volksgezondheid, door de Rutgers Stichting, de Coornhert Liga, het Nederlands Instituut voor Sociaal- Seksuologisch Onderzoek, de Bond voor Vrijheidsrechten, en de Humanistische stichting Socrates.

bron: Eerste citaat 'Inleiding' door Wiky van Rijssel & Wijnand Sengers; Tweede citaat 'Aanbevelingen inzake de wetegeving' door Grat van den Heuvel; Uit het rapport 'Pedofilie en samenleving - Rapport over de beraadslagingen van de ad-hoc Werkgroep pedofilie, ingesteld door het Nationaal Centrum voor Geestelijke Volksgezondheid (NCGV)'; Werkgroep bestaat uit: S. de Batselier (hoogleraar criminologie, Kath. universiteit Leuven), F. Bernard, wrn. voorz. (psycholoog, lid N.V.S.H.-hoofdbestuurscommissie pedofilie), P. Blok (lid N.V.S.H.-werkgroep pedofilie afd. Amsterdam), mevr. H.M. ter Braak (maatschappelijk werkster, Algemene Reclasserings Vereniging), mevr. D. Delfgauw-Bunig (persoonlijke omstandigheden noopten haar ertoe zich in aug. 1974 uit de groep terug te trekken), C. Gutter (lektor strafrecht juridische facalteit, Erasmus universiteit Rotterdam), G.A.A.T. van den Heuvel (criminoloog, medewerker juridische faculteit, Rijksuniversiteit Utrecht), C.J. Huizinga (pedagoog, docent Kath. Sociale academie Enschede), mevr. M.Th. Kalmijn-Beelen (hoofd kleuterleidster), A. Klamer (radiopastor), D.J. de Levita (hoogleraar kinderpsychiatrie, Universiteit van Amsterdam), mevr. W. van Rijssel (sociologe, wetensch. medewerkster hoofdbureau N.V.S.H.), mevr. L. Rouweler-Wuts (orthopedagoge), W.J. Sengers, voorzitter (psychiater, Inst. Prev. en soc. psychiatrie, Erasmus universiteit Rotterdam), J. van Ussel (historicus en anthropoloog, Inst. Prev. en soc. psychiatrie, Erasmus universiteit Rotterdam, overleed in juli 1976), mevr. M.C. Verhulst-van der Lans (juriste); 2de druk: februari 1977; Eerste druk: december 1976