Reactie op interview met Wim Wolters - 2
De anti-pedofilieopvattingen van Wolters (VN 19-6-1982) zijn daarom zo gevaarlijk, omdat zij worden ondergedompeld in een semi-wetenschappelijk sausje. Wolters roept keer-op-keer, niet zijn 'praktijkgevallen' en de politiestatistieken bij de hand, dat pedofilie in wezen gelijk geschakeld kan worden met seksueel misbruik van kinderen (zijns inziens honderd procent zeker als het om kinderen beneden de twaalf jaar gaat - MM). Relaties die door kind en oudere partner als zeer positief en verrijkend worden ervaren zouden volgens Wolters eigenlijk eens door 'een paar verstandige psychologen of psychiaters' (à la Wolters?) worden bekeken en gegarandeerd dat er bepaalde 'zaken niet helemaal in balans zijn'. Uit dit en andere interviews wordt ons duidelijk wat Wolters met dat 'niet helemaal in balans zijn' bedoeld: 'een verstoorde ouder(s)-kind-relatie' (pedofiel ontdekt als het ware een gat in de markt); de volwassen (en dus overheersende?) partner blijkt 'geprogrammeerd seksuele behoeften te hebben' (zie VN-interview, het kind wordt in die situatie, aldus Wolters, geëxploiteerd). Is alles in de situatie van het kind ogenschijnlijk okee (goede ouders-kindrelatie; evenwichtig kind; kind ervaart pedofiele relatie positief; pedofiel is betrouwbaar type zonder lange regenjas) dan heeft een pedofiele relatie altijd wel een 'psychoseksuele scheefgroei' (God betere het) tot gevolg (kind blijkt later een 'deviante seksuele geaardheid' te hebben).
Meer objectieve onderzoeken die wat betreft het verzamelen van de onderzoekdata, zich niet of niet alleen richten op de politionele of psychiatrische praktijk, komen tot geheel andere verhalen en conclusies. Een goed voorbeeld hiervan is het rapport van de sociologen Sanfort [Sandfort] en Hoogma (beiden verbonden aan het sociologisch instituut van de universiteit van Utrecht): Ervaringen van jongens in pedofiele relaties (maart 1982, op te vragen bij het IKPP, Trans 4 te Utrecht). In dat rapport komen vijfentwintig kinderen aan het woord die niet door de politie werden verhoord of door een (Wolteriaanse) psychiater werden bewerkt. De conclusie van het rapport (zie onder andere de NRC van 11 mei jl.) kan zijn dat deze jongens 'positief oordelen over hun relaties met pedofielen'. Waar gaat het nu eigenlijk om, om de normering van ene dr. Wolters, of om de vraag hoe kinderen zélf een bepaalde relatie beleven?
bron: Ingezonden brief 'Pedofilie 2' door Martin M.C. Maassen; Vrij Nederland, jaargang 43; 10 juli 1982