Schetsen

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Door: C.C.

VLINDERJACHT

Op de middelbare school die ik te Zwolle en, als slotsom, tot mijn ongeluk bezocht, kan men onder de negenhonderd leerlingen met een loep nog geen homootje vinden. (Vìnden.) Seksuele vrijheid en openheid in Holland? Bizarre SEX, met hoofdletters en een x, mag hier onder zekere voorwaarden verkocht worden, 'betaalde seks' dus, maar wie het om liefde te doen is, moet maar net het geluk hebben tot die groep te behoren die in sociaal en wettelijk opzicht de knoet hanteert. Met orgastisch plezier doen vertegenwoordigers van die groep de knoet neersuizen op de van een veilig nest verstoken pechvogels, zoals homoseksuele kinderen en volwassenen die van kinderen houden. Op tv werd een tijdje geleden een dertienjarige jongen geïnterviewd over zijn homoseksualiteit. De programmamakers hadden naar zo'n jonge knapenminnende knaap gezocht alsof het een exemplaar van een welhaast uitgestorven vlindersoort betrof. De jongen maakte melding van de hem ten deel vallende pesterijen en zei dat hij had gedacht: waarom kan ik verdomme niet gewoon hetero zijn? Onze zeldzame vlinders, als rupsjes gebaard, zouden zich het liefst een tweede keer verpoppen, bang als zij zijn voor de katers die er een sport van hebben gemaakt hun vleugels te beschadigen.

LELIJKE EENDJES ZIJN NIETTEMIN EENDJES

Was ik een knap of een lelijk kereltje? Men zou uit de albums met mijn jeugdfoto's die foto's kunnen selecteren, op grond waarvan velen de conclusie zouden trekken dat ik een lekker ding was. Ook zou men er foeilelijke portretten uit kunnen pikken, zeer ongelukkig genomen, waarop mijn magere, witte lijf zo uitkomt dat het menige beoordelaar zou doen walgen. Aangezien ik niet fotogeniek ben, bestaan er meer foto's van de laatste soort.
Als puber ben ik door een lelijkheidsfase heengegaan. Het haar in een sullige scheiding, dan weer gemodelleerd met water, dan weer bekneed met gel die na enige tijd keihard werd en mijn donkere lokken op zeer foute wijze deed samentrekken. Op mijn veertiende zei ik de scheiding vaarwel en kamde mijn haar naar achteren. Zeer markant - het betaamde een jongen mij te vertellen dat dat stukken beter stond. Op de middelbare school vluchtte ik talloze malen per dag een toilet binnen om daar, vaak vruchteloos, te trachten mijn haren tot iets oorbaars te herschikken. Soms kwam het me wat potsierlijk voor en vergeleek ik mijzelf met vetkuiverige types als Presley. Ik kreeg het imago van een zenuwlijer wiens kapsel hem heilig was; niemand had permissie het aan te raken. Eén lokverschuiving en alles was dan ook verprutst.
Ik ben nogal bleek en werd als puber jaren achtereen geteisterd door haar- en huidschilfertjes. Soms had ik aanvallen van narcisme, of zelfrespect, en dichtte mijzelf een behoorlijk presentabel uiterlijk toe. De ouwe Presley is zo onknap nog niet.
Met verklaringen van genegenheid zijn pubers zuinig; voor hun emoties schamen ze zich. Op Marieke na heeft nooit een meisje onthuld mij knap of lief te vinden. Op de basisschool noch op de middelbare school had ik ooit 'verkering'. Ik voldeed niet aan de voorgeschreven knapheidsnormen. Mede daardoor werd ik niet gestimuleerd om charmant en zachtmoedig te zijn - ik was een stil buitenbeentje en dit sprak mijn leeftijdgenoten niet aan. Rond mijn dertiende werd ik jongensminnaar. Ik hield van zesjarigen tot aan knapen van mijn eigen leeftijd. Het speet mij zeer dat zowel meisjes als jongens mij links lieten liggen. Op mijn veertiende begon ik over jongensliefde te schrijven. Verliefd werd ik op een witharige, Zwolse schoolgenoot, één jaar jonger dan ik, die naar de naam Johan luisterde. Ik noemde hem Whitey - naar die koosnaam heeft hij nooit geluisterd. Ik stel me wel eens voor dat ik, achttienjarige, met de jongen die ik was het bed deel. Ik sublimeer mijn puberwandel en vind de veertienjarige Chris aantrekkelijk vanwege het feit dat hij veertien is. Laatst vroeg ik aan een Fransman, die op het platteland in noordelijk Frankrijk is opgegroeid, of hij knap was als kind. Hij antwoordde ontkennend. Wij converseerden op een erg rustige en eerlijke wijze. Ik zei: "Je t'aime comme enfant." Van dat gewezen onaantrekkelijke jongetje hield ik omdat het mysterieus en onbereikbaar was. Ik bemin Poil de Carotte, het roodharige knaapje uit de gelijknamige roman van Jules Renard, omdat de opgeroepen sfeer van het Franse plattelandsleven als een afrodisiacum werkt. De sleutel tot de aantrekkelijkheid van mannen is: het kind dat zij geweest zijn.

DE KNAPPE KNOBBELNEUS

Ik kijk deze dagen van een afstandje naar kinderliefde, aangezien ik een fascinatie heb opgevat voor jongens van achttien; leeftijdgenoten. Uit de krant sneed ik een afbeelding van het omkijkende koppie van een achttienjarige conservatoriumstudent, waarin een pubersnoet en een volwassen gelaat strijden om de boventoon. "O Vincent, ik word gek van je!" zo spring ik op en neer, want volgens het onderschrift heb ik te maken met Vincent. Mijn oudere vriend komt langswandelen en neemt kennis van de knobbelige neus en de vooruitstekende kin op de foto. "Die jongen kan voor iemand wel aantrekkelijk zijn," onderwijst hij, "maar knap is hij niet." Waarop wij een debat voeren over de al dan niet subjectieve inborst van het begrip schoonheid. Ik breng in dat men in vroeger tijden op overvolslanke vrouwen pleegde te kwijlen, en dat het ooit een trend is geweest om bleker dan een Engelsman te zijn (ook de Engelsen streefden dit na). En zie nu eens aan: meelijmagere, koffieboonbruine dames worden ons in overweldigende kwantiteiten voorgeschoteld. Zo subjectief is schoonheid.

MARTIENS AANSCHIJN

- Een droom is een versterkte werkelijkheid

In de nacht van mei op juni wordt Martien, die bij mij op school heeft gezeten, gepresenteerd als een te benijden, succesvol, vereerd model - in mijn droom, en in die droom op een videoband die wij allen zitten te beturen. Een kring van vrouwelijke schoolgenoten is bijeengekomen voor de, zeg, vijftienjarige Martien, en ik mag ook bewonderen, op voorwaarde da'k het stilletjes doe. Dit droomfragment is er één van de lange reeks fragmenten die elkaar iedere nacht door associatie opvolgen. Ook heb ik deze nacht gedroomd van een fiets die onbestuurbaar werd op de lange weg van school naar huis, en van het schuurtje van mijn opa en oma waarin wij een zadel zochten voor die fiets, en van een heks die wij - ik weet niet in welk gezelschap ik verkeerde - ritueel trachtten te doden, welke heks onder meer de gedaante van een Transformerpoppetje aannam, en van een baby op mijn schoot die ik probeerde te sussen door er zachtjes voor te zingen, en van zoveel meer, maar het indrukwekkendst was Martien, de koele donkerharige die naar algemene maatstaven zo beeldschoon is - ik zie in hem de jongen uit Terminator 2. Wij zijn de video met Martien in de hoofdrol aan het bekijken en ik voel mij klein. Daar - is hij hetero, of homo, houdt hij van mij, of walgt hij van mij - het blijft allemaal in het midden - komt Martien in 't echt aan en begint mij virtuoos en routineus, misschien uit empathie, uit begrip voor mijn alleenstaand jongensverlangen, rap van hier naar daar rond mijn blote middel te likken. Zijn tongraket stuwt mij over de grond voort, ik kronkel met hem over mij heengebogen door de kring van meisjes en kreun luid, trots op de mij ten deel vallende zaligheid. Martiens tong kriebelt nat over mijn buik, de supergigolo pakt een mietje in, - ik denk van die verachtelijke klasgenoten: zijn zij onder de indruk van de wijze waarop Martien een marionet van mij maakt, waarop genot mij paralyseert, of gruwen zij van het ene, grote woord, dat zich niet op Martien richt, die mij immers slechts kortstondig misleidt, maar op mij, die zo luid blijk geeft van zijn overgave: HOMO!?

Een fragment verder is Martien deels mechanisch en deels organisch. In zijn zucht naar fabelachtige onnavolgbaarheid leeft hij met zijn hoofd in een stalen bak; in zijn gelaat is een beeldscherm getransplanteerd. Iedereen bewondert zijn vanzelfsprekend uitstijgen boven het grauw. Ik bedenk dat ik zelf zou sterven van claustrofobie in zo'n elektronisch masker en vraag hem: "Hoe vaak ben je gek geworden daarin?" "Twee keer," antwoordt Martien. Hij heeft het doorstaan. Wij liggen samen in bed en Martien kent mijn eenzame entiteit waarde toe met zijn lichaam, dat een geleider is naar verliefdheid op en verering van zijn geest. Zijn verlangen naar mij is zelfgekozen en koel. De elektronica rond zijn hoofd is bij tijd en wijle onaanwezig en dan tongzoenen wij. Ik ben verstrengeld in zijn verslavende pracht en probeer zijn bereidheid tot deze daad te peilen. Zijn gekmakende tong die in mij binnendringt en onze natte gezichten verenigt, vervult mij van een besef van gedeelde passie. Nochtans is Martiens passie een gril, en beheerst hij, wiens leven van bedden aan elkaar hangt, deze bedscène zelfverzekerd en geestelijk kalm in zijn lichamelijke aanval op mijn hart.

bron: 'Schetsen' door C.C.; OK Magazine, nr. 70; oktober 1999