Seksualiteit, sociologisch gezien
Al in de dertiger jaren heeft Horkheimer (1936) en later Adorno (1950) de verbindingslijnen laten zien tussen de structuur van de kapitalistische samenleving enerzijds en de onderdrukking van de seksualiteit en het ontstaan van een autoritaire gezins- en persoonlijkheidsstructuur anderzijds. Een afwijkend standpunt neemt Foucault (1976) in, die het proces van onderdrukking en (later) bevrijding van de seksualiteit structureel minder belangrijk vindt dan het verschijnsel van de toenemende thematisering en problematisering van seksualiteit zelf. De kunst van de erotiek heeft in de Westerse samenlevingen plaats gemaakt voor een wetenschap van de seksualiteit, van een verlangen om de waarheid over het seksuele en het seksuele van de waarheid te kennen. Of dat verlangen nu geformuleerd wordt door inquisiteurs of door therapeuten doet er dan niet zoveel toe (Kruithof en Geuts, 1979). [...]
Van de zedelijkheidswetgeving zijn eigenlijk niet meer dan enkele rudimenten en basisregels overgebleven (verbod op seksuele omgang met doden, op het misbruik maken van macht of het gebruiken van geweld). Omstreden zijn nog de artikelen die seksuele omgang met kinderen beneden de 16 jaar en openbare schennis van de eerbaarheid strafbaar stellen, maar in de praktijk wordt in deze gevallen al zelden meer tot vervolging overgegaan.
bron: Artikel 'Seksualiteit, sociologisch gezien' door Paul Schnabel; Uit het boek 'Seksuologie - Een interdisciplinaire benadering' onder redactie van Jos Frenken; Van Loghum Slaterus Deventer; 1980