Verboden fantasieën: bos

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Kwasie-nonchalant slenter ik nader en ja hoor, daar ligt, half ónder de struiken, een jongen. Een jongen van een jaar of zestien, zeventien. Het zou me niets verbazen trouwens als hij pas vijftien was, maar achttien zou ik ook heel aannemelijk vinden. Hoe dan ook, hij ziet er heel lief en onschuldig uit. [...] Zal ik hem nu aan durven raken? Ik strijk eerst maar eens door zijn springerige haar, dat kan niemand me kwalijk nemen tenslotte. Eenmaal dáárdoorheen, het is voor het eerst dat ik zoiets meemaak, glijden mijn handen over zijn gezicht en verder omlaag. Heel zachtjes, teder mag u wel zeggen, traag, nieuwsgierig, bewogen, jazeker, heen en weer geslingerd tussen allerhande emoties waarvan geilheid niet de minste is, ik geef het toe, bereik ik zijn kruis. [...] O, uren zou ik met deze droomprins bezig willen wezen! Maar helaas, ik heb nog meer te doen. Om te beginnen moet ik op het dichtsbijzijnde politieburo gaan melden dat er een lijk in het bos ligt.

bron: Uit het verhaal 'Verboden fantasieën: Bos' door Joop Keesmaat; De Verkeerde K(r)ant, nummer 32; 4 oktober 1987