Wat een bof, dromen is tof - De hetze tegen pedofielenvereniging Martijn
Inger Leemans, hoogleraar cultuurgeschiedenis aan de Vrije Universiteit, sprak ik na afloop van de rechtszitting [OM versus Martijn] in Assen. Ze had een verklaring voor de hetze. In een periode dat er langere tijd economische en/of sociale onrust is, heeft het volk behoefte om zich opnieuw moreel te ijken. Collectief. Dat leidt tot zondebokken, tot een ventiel om de onrust te laten ontsnappen. Op die manier ontstaat er weer zelfvertrouwen, of iets wat daarop lijkt.
Ik weet niet of dat zo is, zelf denk ik dat we het kind politiseren. Als het laatste symbool van de onschuld tillen we het in deze bezoedelde tijden boven onze hoofden, een poging om 'onze toekomst' veilig te stellen - of in elk geval richting te geven. Het kind als richtingaanwijzer.
Leemans wees mij ook op een ontwikkeling die er al enige tijd gaande is binnen de academische wereld. Onderzoekers mogen alleen nog promoveren op het onderwerp pedofilie als hun onderzoek een directe link heeft met behandelmethoden. Verschillende wetenschappers zijn in het verleden in de problemen geraakt omdat ze in onderzoeken aantoonden dat pedoseksuele contacten niet altijd schadelijke effecten teweegbrengen. Bij het onderwerp pedofilie schieten alle kasten in een kramp.
bron: Artikel 'Wat een bof, dromen is tof - De hetze tegen pedofielenvereniging Martijn' door A.H.J. Dautzenberg; De Groene Amsterdammer, jaargang 136, nummer 24; 14 juni 2012