Hitsige lijfjes - Jongensliefde, Deel II
In het tweede deel [van het boek Jongensliefde] behandelt E. Brongersma achtereenvolgens de veronderstelde en werkelijke schaduwzijden van de man-jongen verhouding, de seksuele onderdrukking - seksuele bevrijding en tenslotte dus seksualiteit en erotiek. In het eerste hoofdstuk worden systematisch alle (vermeende) bezwaren tegen relaties van jongens met mannen behandeld. Met uit het leven gegrepen voorbeelden en met veel overtuiging worden ze een voor een onderuit gehaald. Dit deel van het boek zou ik eenieder kunnen aanraden die principiële bezwaren meent te moeten opperen tegen pedoseksuele relaties. Jammer genoeg zullen de meesten dit werk nooit te lezen krijgen en verspilt Brongersma zijn bezield betoog aan lezers die al lang niet meer overtuigd hoeven te worden. Al doet de auteur zijn bekeringswerk zo degelijk dat zelfs de meest overtuigde jongensminnaar er nieuwe argumenten in zal vinden om op zijn beurt de ongelovigen te lijf te kunnen gaan. Zelfs de meest voor de hand liggende tegenwerpingen, zoals dat een kind nog niet aan seks toe is bv., worden rustig onderzocht en weerlegd. Slechts een enkele keer gaat hij al te vlug over een tegenargument heen of poneert een stelling waarbij je als lezer toch even de wenkbrauwen fronst. [...]
Een erg vaak gehoord bezwaar tegen pedoseksualiteit handelt over het verschil in macht tussen de partners. Terecht merkt Brongersma op dat dit erg relatief is. Grotere macht hoeft niet noodzakelijk tot misbruik te leiden. Er bestaan reeksen goede en heilzame verhoudingen tussen ouders en kinderen, mannen en vrouwen, werkgevers en werknemers, dokters en patiënten, leraren en leerlingen, ondanks de machtsverschillen. En zo zijn er ook goede man-jongenverhoudingen. "Het enig belangrijke criterium in een verhouding is of de partners er zelf in toestemmen. Als dit het geval is betekent de ongelijkheid van de partners juist een verrijking van hun relatie. De jongen vindt bij de man iets, wat hij bij zijn kameraden tevergeefs zal zoeken: kennis, ervaring, geborgenheid. En hij beidt aan de man datgene aan wat deze niet meer heeft: zijn spontaniteit, zijn frisheid, zijn weetgierigheid." [...]
In het feministisch magazine Opzij (editie Vlaanderen) van mei 1993 schrijft Carla Rosseels: "Seksuele delicten zoals exhibitionisme, pedofilie, incest, verkrachting en lustmoord zijn vooral een mannenzaak. Bestaat er een afdoende therapie voor deze daders? Wat is aanvaardbaar: castratie, hersenchirurgie of psychotherapie?" Waarom heeft ze het niet over "seksueel misbruik van kinderen" als dat hetgeen is wat ze eigenlijk bedoelt? En exhibitionisme kan men toch niet in alle ernst beschouwen als een seksueel delict, waarvoor de daders gecastreerd moeten worden! Eens te meer verbaas ik me over de seksvijandigheid die uit vele feministische teksten spreekt. Geef toe, het lijkt toch wel een citaat uit het ledenblad van Opus Dei of het Vlaams Blok. [...]
De heksenjacht tegen pedo's is helaas maar al te vaak een teken van een bekrompen afkeer van seksualiteit. Onze samenleving zal pas dan homo-, pedo- of kindervriendelijk zijn wanneer men dit onderkent.
bron: Artikel 'Hitsige lijfjes - Jongensliefde, Deel II' door Staf Laenen; De Janet Nr. 47; juni 1993