Seksuele opvoeding op de basisschool

From Brongersma
Jump to navigation Jump to search

Inleiding

In dit vierde en laatste artikel wil ik graag ingaan op de didaktische opbouw van een thema. Ik zal met een tweetal eksempels trachten aan te geven hoe je als onderwijsgevende een thema rond seksuele opvoeding kunt uitwerken en aanbieden aan een groep kinderen. [...]

Feitelijk:

Met de 'kinderlokker' wordt een onderwerp aangesneden dat kinderen nogal aanspreekt. Over het algemeen hebben kinderen ideeën over hoe een kinderlokker eruit ziet, wat hij doet, etc. Het behoeft nauwelijks betoog, dat de informatie die kinderen hieromtrent hebben en elkaar toespelen vaak geheel of gedeeltelijk onjuist is. Vanuit de eigen en gemeenschappelijke fantasieën worden bij kinderen veel voorstellingen uitgebreid, ideeën naar bepaalde kanten aangescherpt. Een overgroot deel van de kinderen ziet de 'kinderlokker' als een vreemde, op een bijzondere manier geklede man (hoed diep over de ogen, enz.), die kinderen probeert mee te lokken met de één of andere smoes. Daarna doet de kinderlokker iets met je, wat precies weten kinderen over het algemeen niet, wel dat het 'vies' is. De afloop is nogal eens verschrikkelijk: moord. Als volwassene moet je je ervan bewust zijn dat dit soort ideeën bij kinderen leven en je afvragen in hoeverre volwassenen zelf dit soort beeldvorming bevorderen.

De werkelijkheid is anders. Twee derde deel van de ontuchtige handelingen met kinderen blijkt gepleegd te worden door bekenden van de kinderen: een oom, een buurman, een vriend van de familie. In de meeste gevallen blijken ontuchtige handelingen met kinderen gepleegd te worden door mannen en grotere jongens. Van meelokken is meestal geen sprake. Het is veeleer zo, dat langzamerhand een relatie ontstaat tussen de volwassene of grotere en het kind, bewust gezocht door de grotere en vaak beantwoord door het kind. Niet zelden ontstaat een verhouding die door beide partners als waardevol wordt ervaren. Om bovenstaande redenen spreken we ook liever over pedofiel dan over kinderlokker, omdat door de laatste benaming te gebruiken een suggestie wordt gewekt die niet konform de waarheid is, althans over het algemeen niet. Beslist niet altijd resulteert een verhouding tussen de pedofiel en het kind in genitaal seksuele handelingen. Van de kant van de pedofiel blijft het soms bij aanhalen, strelen, etc. Het gebeurt niet zelden dat van de kant van het kind de eerste aanzet tot een genitaal gerichte seksuele handeling komt, die dan door de pedofiel als gevolg van zijn pedofiele geaardheid wordt beantwoord.

Nogal wat zedenmisdrijven van pedofiele aard komen niet uit, deels doordat kinderen angstig zijn omdat ze het idee hebben dat ze verkeerd hebben gedaan, maar deels ook uit schuldgevoelens, omdat het kind beseft dat wanneer de verhouding met de pedofiele vriend aan het daglicht komt er voor die vriend nare (juridische) gevolgen zijn en het kind ervaart dat hij dat zijn vriend niet mag aandoen, mogelijk omdat het kind weet dat hijzelf mede aanleiding heeft gegeven tot de vulling van deze relatie, vaak omdat hij simpelweg positieve gevoelens koestert t.o.v. zijn 'vriend'. Uiteraard geeft dit alles aan de pedofiel geen carte blanche. Tenslotte is de pedofiel (veelal) een volwassene, die vanuit zijn volwassen zijn moet weten dat hij verantwoordelijk is voor zijn gedragingen t.o.v. onvolwassenen. Als hij verantwoordelijk is voor zijn gedrag kan hij voor dat gedrag ook ter verantwoording worden geroepen met alle konsekwenties die daaraan verbonden kunnen zijn. We kunnen wel konstateren hoe voorzichtig we als volwassene dit probleem moeten benaderen wanneer we er mee gekonfronteerd worden, willen we het betrokken kind of de betrokken kinderen geen schade berokkenen. Over de psychische schade die pedofiele verhoudingen kinderen berokkenen is moeilijk een definitieve uitspraak te doen. Men is het er nog niet over eens. Waar men wel over eens is dat nogal eens schade aangericht wordt bij de betrokken kinderen of het betrokken kind door de wijze waarop door volwassenen wordt gereageerd wanneer een pedofiele verhouding aan het licht komt. Ik verwijs dan naar opmerkingen hierboven waar het ging over de positieve waardering die kinderen nogal eens hechten aan deze relatie. Wanneer het kind dan spreekt over zijn relatie ziet het dit nogal eens als verraad aan iemand ten opzichte van wie hij positieve gevoelens koestert. Dit benadrukt de noodzaak om omzichtig te werk te gaan wanneer een pedofiele verhouding verbroken wordt: liefst geen heftige emotionele scènes naar kinderen toe. Wanneer pedofiele relaties niet worden ontdekt wil het nogal eens gebeuren dat op 'natuurlijke wijze' deze relatie overgaat in normale vriendschappelijke betrekkingen tussen beide partners.

Pedagogisch:

De moeilijkheid bij het behoeden van het kind voor een pedofiele verhouding is het feit, dat de pedofiel niet tot de ervaringswereld van het kind behoort. De pedofiel is ook niet makkelijk te herkennen. Hij onderscheidt zich in zijn gedrag niet zo zeer van de niet-pedofiel. Slechts in enkele gevallen schuilen er in de toewending van de volwassene naar het kind toe pedofiele wensen. Daarom zal er met kinderen over dit thema dan ook zorgvuldig met kinderen gesproken moeten worden. Het aan de orde stellen van dit thema moet er toe leiden dat er geen storingen ontstaan in het socialiseringsproces van kinderen. Het gevaar is echter groot dat door het aan de orde stellen van dit thema storingen in het socialiseringsproces eerder worden bevorderd dan worden tegengegaan. Bij de pedofiel gaat het om abnormaal seksueel gedrag. Om te kunnen onderscheiden wat abnormaal gedrag is zal eerst geweten moeten worden wat normaal is. Daarom lijkt het me verstandig alvorens dit thema aan de orde te stellen eerst te praten over normaal gedrag van volwassenen naar kinderen toe. Er zal voor gezorgd moeten worden dat er bij het kind geen angst wordt aangepraat om kontakt te hebben met volwassenen. In dat geval zou 'de kwaal erger zijn dan het middel'.

Opzet voor les

Bij een opzet voor een les met als thema 'Ik kende hem toch' een thema over de 'kinderlokker' zou ik me de volgende doelstellingen kunnen voorstellen:

Oriëntatiedoel: het onbeperkte vertrouwen dat kenmerkend is voor de kleuter en het jonge basisschoolkind om te vormen ten gunste van een kritisch vertrouwen in de ander in de (onmiddellijke) omgeving van het kind, opdat het kind onderscheid leert maken tussen echte onbaatzuchtige vriendschap en vriendschap uit eigen belang (i.c. vanuit een pedofiele behoefte) van de kant van de volwassene.

Konkrete doelen: Het kind moet leren,

  • dat zijn of haar lichaam er voor hem/haarzelf is en niet gebruikt mag worden door en voor anderen
  • dat er mensen zijn (ouderen en jongeren) die vanuit oneigenlijke motieven (pedofiele) vriendschap willen sluiten
  • onderscheid te maken tussen echt en onecht (i.c. pedofiel) vriendschappelijk gedrag
  • wat de pedofiel beweegt tot zijn seksueel gedrag.


Situatierichtende doelen: De kinderen vanuit een gebonden kringgesprek waarin leerlingen vanuit eigen ervaringen over vriendschap spreken komen tot een onderwijsleergesprek waarbij door de onderwijzer door een meer gerichte informatie over pedofiel gedrag en de motieven die daartoe leiden de leerlingen zover brengen dat ze in een groepsgesprek kunnen praten over manieren om zich tegen pedofiel gedrag te weren, waarbij de resultaten in een evaluatiekring aan elkaar worden uitgewisseld. N.B. De geplande onderwijsleersituaties zijn nogal eenzijdig gericht naar de verschillende varianten rond de praatsituatie. Het lijkt me echter moeilijk om voor dit thema op een zinvolle wijze de andere onderwijssituaties in te schadelijk, wellicht de zoeksituatie, wanneer in het dokumentatiecentrum zinvolle informatie over dit thema aanwezig zou zijn.

Beginsituatie: als eerste zul je je als onderwijzer moeten informeren over welke informatie (juiste en onjuiste) kinderen reeds beschikken. Een inleidend kringgesprek (introduktiekring) leent zich tot dit doel uitstekend. Ik heb al gezegd dat het aan de orde stellen van dit thema m.i. pas kan wanneer over normaal gedrag van de volwassene t.o.v. de onvolwassene al is gesproken. In hoeverre is dat het geval?

Realisatie: in schema 1 [in het tijdschrift] is de lesverwerkelijking weergegeven. Vanzelfsprekend moet de vulling van het thema tijdens de onderwijsrealisatie zelf flexibel gehanteerd worden, omdat door een aktieve inbreng van leerlingen niet volledig vooraf is te bepalen hoe het verloop van het onderwijsleerproces als geheel zal zijn.

[Het tweede gedeelte van dit artikel - hier niet overgenomen - betreft: zaadlozing en zelfbevrediging (bovenbouw).]

bron: Artikel 'Seksuele opvoeding op de basisschool (4)' door G. [edit] van den Berg; Jeugd in School en Wereld, JSW, 69 (1984-1985), februari 1985