Brief aan de Minister van Justitie
Door C. C.
Het verplichte slachtofferschap belangrijker dan het klachtvereiste?
Aan de Minister van Justitie, Mr. A.H. Korthals
Postbus 20301
2500 EH Den Haag
dinsdag 19 September 2000
Minister Korthals,
ik ben negentien jaar en schrijf u met een politiek verzoek. Mijn brief betreft het ter discussie gestelde klachtvereiste in de zedenwetgeving (artikel 245 lid 2-4 alsmede artikel 247 lid 2 & 3 en artikel 248ter lid 2 Wetboek van Strafrecht), hetwelk bepaalt dat seksueel contact met personen tussen de twaalf en zestien alleen vervolgd mag worden na een klacht van de jongere zelf, zijn/haar wettelijke vertegenwoordiger, of de raad voor de kinderbescherming.
U wilt het klachtvereiste uit de zedenwet geschrapt zien. Er zou voldoende waarborg zijn voor de keuzevrijheid van jongeren tussen twaalf en zestien, als hun seksuele contacten in principe strafbaar zijn en iedereen, inclusief de overheid, aanzet tot vervolging kan geven. De jongere zou zelf gehoord moeten worden tijdens een strafrechtelijk onderzoek. Dat de principiële strafbaarstelling, het 'dader'-stigma van de oudere betrokkene en de uiterst negatieve, vooringenomen instelling van de maatschappij enig vertrouwen van de jongere in de weldadigheid van zijn/haar seksuele contacten drastisch ondermijnt, wordt niet overwogen in uw Notitie Bestrijding van seksueel misbruik van en geweld tegen kinderen (1999).
In uw notitie schrijft u dat uit onderzoek door het Verwey-Jonker Instituut naar het functioneren van het klachtvereiste is gebleken 'dat het klachtvereiste soms in de weg staat [van] een effectieve opsporing van kinderprostitutie en sekstoerisme.' Het zou onrechtvaardig zijn om seksuele handelingen in willekeurig welke context te verbieden, om zo het tegengaan van betaalde seks te vergemakkelijken. U noemt zelf een oplossing die het klachtvereiste niet integraal zou aantasten: 'Dat is de reden waarom reeds is voorgesteld om het [te] laten vervallen voorzover het seks met een minderjarige prostituee van die leeftijd betreft.'
U schrijft voorts: 'Ook is vastgesteld dat het klachtvereiste mogelijk maakt dat strafrechtelijk wordt opgetreden naar aanleiding van een klacht van de wettelijk vertegenwoordiger, terwijl de minderjarige ten aanzien van wie het feit is gepleegd, geen vervolging wenst.' Deze constatering is niet verbazingwekkend, aangezien het huidige klachtvereiste bepaalt dat het niet alleen aan de jongere is voorbehouden om desgewenst strafrechtelijke vervolging te verzoeken. Conservatieve ouders bijvoorbeeld kunnen onbelemmerd een klacht indienen tegen een wederzijds gewenste relatie. Het ontgaat mij hoe de jongere in een betere positie zou worden gesteld om bestraffing van gewenste contacten te weren, als overheidsingrijpen in seksuele contacten met personen van twaalf tot zestien voortaan niet meer door een klacht voorafgegaan hoeft te worden. In welk opzicht zou de vrije keuze van de jongere beter zijn gewaarborgd? In welk opzicht zou door een dergelijke aanscherping van de wet geen voorrang worden verleend aan onkritische vervolgingsdrang? Bovengenoemde bevinding van het Verwey-Jonker Instituut geeft eerder aanleiding tot het treffen van maatregelen tegen strafrechtelijk optreden na een klacht van ouders of kinderbescherming over een wederzijds gewenst seksueel contact, of over een als plezierig ervaren verhouding waar seksualiteit onderdeel van uitmaakt.
Ik geloof met u in het bestrijden van seksueel misbruik, maar heb op pijnlijke wijze ervaren dat misbruik bevorderd wordt door de gebruikelijke criminalisering en stigmatisering van seksuele contacten met jeugdigen. Het vernielen, bestraffen en onmogelijk maken van wederzijds gewenste affectieve contacten en relaties is een vorm van ernstig machtsmisbruik. Het lijkt erop dat u vanwege het huidige 'klimaat' heeft besloten dat u het zich niet kunt permitteren om daarbij stil te staan.
Vanaf ongeveer mijn dertiende zocht ik een 'partner', hetzij om mee te experimenteren, hetzij om een relatie mee aan te gaan. Als dit een aanzienlijk oudere persoon was geweest, had het leeftijdverschil niet bij toverslag 'misbruik' en 'uitbuiting' betekend. Pas op mijn zeventiende mocht ik mij verheugen in een relatie met een man, tientallen jaren ouder dan ik. Ik juich zijn voorkeur voor jonge jongens toe. Mensen proberen mij alsnog het slachtofferschap aan te praten. Ik betreur ten zeerste dat ik pas op mijn zeventiende een partner vond, en niet rond mijn dertiende toen dit zeer concrete en belangrijke verlangen zich al hevig aandiende.
De seksuele revolutie heeft veel veranderd, maar heeft niet de fundamentele angst voor seksualiteit weggenomen uit de westerse samenleving. De uitwerkingen van de seksuele revolutie zijn, hoewel de revolutie oprecht was, deels cosmetisch gebleken, omdat zelfs een radicale en brede mentaliteitsverandering niet binnen een paar decennia de eeuwenoude angst voor uitingen van (erotische) affectie uit de volksaard kan wegnemen. Ik ben ervan overtuigd dat de bijzonder negatieve volksdenkbeelden omtrent jeugd en seksualiteit voortkomen uit een laatste gevoelsmatig verzet tegen de plotselinge, recente liberalisering van seksuele waarden en normen. De diepgewortelde maatschappelijke angst voor (erotische) affectie komt tot uiting in het concept van 'de onschuldige, weerloze minderjarige', en in de drang tot vervolging van allen die tegen deze beeldvorming ingaan. De weinige wetenschappers die dit dogma tegen durven te spreken (zoals Sandfort in Nederland, Baurmann in Duitsland, Rind c.s. in de Verenigde Staten), worden tot op het politieke niveau gekapitteld en zwartgemaakt, terwijl subjectief onderzoek dat op negatieve selecties berust normatief is geworden.
Toen ik niet lang geleden voor het eerst mocht stemmen, heb ik VVD gestemd in de hoop het liberale en nuchtere gedachtegoed van Nederland (toch al non-existent op jeugdseksueel gebied) te bevorderen. Nu zelfs vertegenwoordigers van de VVD zich opstellen als verdedigers van aartsconservatieve, irrationele zedenopvattingen, die buigen voor de wil van de door de media gehersenspoelde meerderheid des volks, weet ik niet meer welke politieke partij mijn positieve instelling ten opzichte van relatievrijheid voor jong en oud nog zal verdedigen. Ik zou mij op seksueel gebied uiterst veronachtzaamd en miskend voelen, als ik niet wars was van het slachtofferschap. Het slachtofferschap is tegenwoordig een verplichte status voor bepaalde categorieën mensen, waaronder minderjarigen (ofwel 'kinderen'), ongeacht wat de gevolgen van hun ervaringen zouden zijn zonder alle maatschappelijke en juridische negatieve invloeden.
Het is onrechtvaardig om ter wille van naar globalisering neigende politieke ontwikkelingen, erotische intimiteit tussen jongeren en ouderen te beschouwen als iets waar uitsluitend of doorgaans de karakterisering 'misbruik' bij past. Ik verzoek u om niet over te gaan tot absolute criminalisering van elk seksueel contact, in welke context ook, met iedereen onder de zestien, met het zwakke voorbehoud dat jongeren het 'recht' hebben om verhoord te worden door met het wetboek gewapende bestrijders van lichamelijke intimiteit.
Waar is, ten behoeve van de reële bestrijding van misbruik, ellende en bijgelovig onbegrip, uw Nota Bevordering van het plezier van lichamelijke intimiteit?
C. C.
Wat is nu de moraal van deze brief in de context van plaatsing in OK 76? Klim zelf in de pen, blijf desgewenst anoniem, en help mee om politiek en media met onze inzichten lastig te vallen, ter bestrijding van de haat jegens affectie, welke haat het diepste wezen van onze maatschappij helaas karakteriseert.
bron: Brief aan de Minister van Justitie; door C.C. [edit]; OK Magazine, nr. 76; december 2000